Monday, December 31, 2007
2008 wordt een pracht(jaar)
Geniet van het nieuwe jaar, allemaal, met veel engelkes op jullie schouders.
Saturday, December 22, 2007
confederalisme
Ze had een klein cadeautje bij, een plantje, met een tekstje bij. Niet bijster origineel, dat tekstje. Dat 2007 leuk was en hopelijk nog zo'n jaartje erbij.
We gingen zitten op het bed, ik in kleermakerszit, zij met haar belaarsde benen gekruist over de rand. Vroeger, als ze 's nachts bleef slapen, praatten we dicht tegen elkaar aan met gedempte stemmen tot het licht werd. Tot we enkele jaren geleden merkten dat we die gevoelens van vreugde en ongerustheid begonnen kennen die niet te delen zijn.
Een ogenblikje sloeg ik haar triest gade. Spiegelde mij aan haar en besefte dat die innerlijke massa binnen in me gestaag immense proporties aan het innemen is. Dat ik haar grote lijnen nog wel ken, maar zij de mijne niet meer, ondanks het feit dat we beste vriendinnen zijn.
Zachtjes vroeg ze mij of alles wel oké was met me. Dat zij en nog anderen dachten van niet. Dat als er iets was ik het haar kon zeggen. Dat het al een tijdje zo ging. Dat het raar was dat ik niet mee wou gaan dansen vanavond.
Ik zei dat er niets was. Er was ook niets.
Toen vertelde zij me maar over de cirkels die rond haar tollen. Over gele, oranje, blauwe en rode cirkels die ik niet meer ken. Ze vertelde me over namen die ze omschreef als 'die ken je toch niet'. Dat ze wou dat ik erbij was, maar ach, ze er te laat aan gedacht had.
Ik neem het haar niet kwalijk.
Ik neem enkel mezelf kwalijk dat mijn uren 's nachts op die van overdag trekken. Dat ik meer in het huis van ma en pa zit dan elders. Dat de wereld niet langer lijkt op die reusachtige roomtaart maar eerder op een braakbal. Terwijl de anderen enkel doldwaze dingen beleven. Dat de mensen die het dichtst bij mij staan ervaringen opdoen waar ik naar verlang. Maar mijn grens tot voldoening ligt hoger dan de hunne.
Nee er is niets. Niets.
Ja ok, niet erg dat je niet lang bleef. Amuseer je nog.
Logoree
Thursday, December 20, 2007
Sunday, December 16, 2007
hoofs geweld
(Maar als je het rationeel niet meer kunt, hoe moet het dan verder?)
Saturday, December 8, 2007
Zouden hartjes komen van lipstickkussen?
zou ik nog niet weten hoe ge er dan uit zoudt zien.
Zelfs al mocht ik u uitvinden,
dan nog zou ik niet weten hoe te beginnen.
2 ogen, nen neus, en dan uw mond - daar begint het al
uw mond!
Doe ik u lachen, of zet ik uw mond op bezorgd,
zodat ge enkel af en toe uw mondhoekspieren aanspant, om
een wrang lachje over mijn lijf te laten glijden.
Teken ik uw mond in de vorm van een "o"
die ge dan uit de kast moet halen
wanneer
ofwel ik voorbij loop
ofwel wanneer ge de wereld net zo haat als ik, sommige momenten.
Geef ik u zwarte korstjes op uw lippen,
van de rode wijn, de rode wijn mijn lief.
en uw ogen!
Wil ik lachrimpels, van die duizenden kleine
en ogen zo groen als olijven,
wijdopen, cynisch nonchalant,
als de benen van een vrouw die brandt van wellust.
Of twee koplampen, die eindelijk eens naar behoren functioneren,
met mistlampen, om in de laag gecondenseerde dampen uit mijne kop
toch nog de weg te vinden.
en uw schouders?
Sterk, zodat ik er op leunen kan, of zwak
zodat ik u kan beschermen, een fleeceke rond ons tweeën kan slaan
om in weg te zakken, weg te drijven,
wanneer striemende regendruppels mijn vensterramen kastijden, en
samensterk, om spoken uit 't verleden weg te jagen?
en uw lijf?
Een maliënkolder, om te verdedigen,
ondoordringbaar maar cynisch genoeg toch zo zacht,
wanneer ge de zwakke plekjes vindt?
en uw handen?
Lang en slank, en uiterst gevoelig?
zacht en warm
koud maar lief?
Los?
en dan nog, en dan nog!
Ook al hoor ik naast mij het geluid van uw liefde,
warm ik mijn tenen aan uw benen,
Dan komt nog het moeilijkste;
dat ik u dan nog graag moet leren zien.
Want in mijn hoofd is er geen plaats voor ja
er is ook geen plaats voor nee
waar er wel plaats voor is,
dat zijn maren
en
misschiens.
Monday, December 3, 2007
Little big flies
vanochtend, toen de trein in volle snelheid voorbij de bossen raasde.
Is het zo hoe de winter zich de zomer herinnert?
.
Saturday, December 1, 2007
nee, u?
Ik adem diep uit onder mijn donzige dekbed, en ruik de weeë lucht van de laatste zuchtjes alcohol. Het stelt mij gerust, doet me beseffen dat ik er toch maar weer lig, in die warm-en-zachte donsdekenzee van mijn bed,
en ik de dobberende fles.
Vanochtend:
Telefoon - heeft u al eens aan een levensverzekering gedacht, mdam?
Wacht even meneer- ik roep mijn papa.
Tuesday, November 27, 2007
Ochtenddauw
kijk hier
en denk: kijk daar!
bruine krullen in de regen
plastiekzak op haar zadel
een rode neus
een beetje erg verlegen
Zie mij,
kijk
een dikke jas,
twee laarsjes en een muts
Kijk goed, of nee,
kijk maar wat beter,
wacht niet tot ik 't verpruts
En zie mij graag dan, zie me graag.
graag, zoals in: dat mag wel nog een keertje,
Dat mag wel nog een keer, dat zien.
dat mag wel nog een keertje
of een keertje of tien.
Friday, November 23, 2007
Ontrafeld
Zij verstonden mij dan wel niet, maar waren zo warm en zo open dat het surreëel leek. Waarom houden van - als je niet weet wie het eigenlijk is waar je van houdt?
Weten.
Daarin schuilt het.
Toch mocht ik bij hen eten, blijven slapen, mee gaan dansen, naar hun huis. Ja, mogen. Zou jij een volslagen vreemde bij je thuis uitnodigen?
Kreeg ik zomaar-omdat-cadeautjes. En altijd wisten ze er wel een gekke draai aan te geven. Dan was ik de eerste die hun appartement in het nieuwe jaar binnentrad. Dan weer was de sint in mijn land gekomen - en hoe raar het ook mag lijken dat zij juist in dat land de sint niet kenden, toch werden mijn sokken volgepropt met mandarijnen en was de brief die we met veel gebarentaal samen schreven de volgende ochtend verdwenen.
Dan weer was ik de knapste van de dag. Of had ik het meeste verdriet. Of was ik de grootste stresskip van de week. Hoe dan ook, al die zorgen moest je te lijf gaan met etentjes, pannekoeken, zonneschijn en gebrande olie.
Ik geraakte niet verder dan 'simpáticas' en 'gracias' en 'haha' en 'wow'.
Wist opeens niet meer wie ik was.
En ik verstond het niet! Ik verstond het echt niet.
Ik zág het ook niet!
Tweestrijd in mijn hoofd - dat het maar een spel was, dat de echte reden waarom ik graag werd gezien zich ergens buiten mezelf moest bevinden - nog niet in het minst gesitueerd zou zijn in zij-die-de-grote-muze-is-van het wouldbevriendje en zóveel hoger stond dan ik.
Dat zij degene was waar iedereen progressief naartoe moest streven,
en ik degene was die onderweg naar die top werd meegesleurd.
Dat dacht ik allemaal écht. En ik begrijp de 'mezelf' van toen soms niet goed.
Toen de laatste knuffels waren uitgewisseld, de bus op ons stond te wachten, vroeg ik hen waarom zij dat deden, en vooral: hoe zij dat konden - iemand waarmee je niet praten kan toch zo graag zien.
En toen zeiden ze mij, dat het niet zozeer uitmaakte of ik nu wel dan niet hun taal verstond. Dat ik gewoon uitstraal wie ik ben, en daar geen woorden voor nodig zijn. Dat ik nog zo neerslachtig mocht zijn, nog zo'n zaag mocht spannen, nog zo'n muurbloempje op melancholische dagen kon zijn, dat dat allemaal niet uitmaakte...
Want vanaf het moment dat zij me zagen wisten ze: tenía la aura.
Ik straalde uit wie ik ben. Gelijk hoe. Ik was wie ik was en wat ik was, was goed.
Ik zag het te laat, was al lang terug hier.
Vraag mij nu al dagen af waarom dat hier niet kan. Waarom ik weer verzeild ben in wat ik toen zei hier te veranderen. Waarom ik vanavond weer naar hetzelfde café ga met dezelfde mensen. Mensen die ik al zo lang ken. En dat soms eens een beetje teveel deja-vu is.
Waarom weer geen coupe de folle:
mensen zes maanden van je leven ten volle kennen,
met alle vreugdjes en verdrietjes er bovenop.
En dan, op zijn top, weg gaan. Weg móeten.
...better to burn out than to fade away..
Maar echt,
ik mis hen zo.
Wednesday, November 21, 2007
metaforisch joggen
Tuesday, November 20, 2007
..dan gaat er iets gebeuren
tussen de twee lijnen van de betonnen fietspadenplaten
naar beneden draai
dan ga ik mijn trein nog halen.
Als die man zich omdraait,
en een dikke zwarte snor blijkt te hebben,
dan ga ik ziek worden van de tomaten die ik wil kopen.
Wanneer het licht op groen springt,
nog voor ik aan het bushokje ben,
dan ga ik vanavond een onverwachte e-mail krijgen.
Als ik de radio openzet
en Mika in het daaropvolgende uur 'Love Today' zingt,
genoeg om mijn stem de hele dag dat refreintje te laten herhalen
dan kom ik vandaag nog de liefde van mijn leven tegen.
Wanneer de straatlichten aanspringen,
nog voor ik ben waar ik moet zijn,
dan ga ik voor een gesloten deur staan.
Als de treinconducteur niet komt,
en er niemand naast mij in de trein komt zitten,
en ik niemand ken op het perron,
dan gaat mijn fiets gegarandeerd gestolen zijn.
Als mijn tenen 's ochtends koud hebben,
dan zal het zeker de hele dag non-stop regenen
en ga ik vlak voor ik wegmoet
zeker die paraplu niet vinden.
Vaak gewoon leuk om je kortbije toekomst te laten afhangen van
maar-en en als-en,
Want het klopt toch meestal niet.
Misschien omdat het negatieve self-fulfilling prophecy is,
en er iets enkel mijn positieve self-fulfilling wil laten uitkomen.
Dan moet ik misschien maar gaan denken aan het omgekeerde.
Monday, November 19, 2007
Sofia's vogels
Saturday, November 17, 2007
zietdataan
Allraaaaidie, dacht ik zo, dat wordt leuk. Een fietstochtje? Een wandeltochtje?
En ze duwde mij een snoeischaar in mijn hand: bloemstukjes maken! Herfstlandschappen op 2 kubieke decimeter.
Ik stak het puntje van mijn tong uit mijn mond, likte mijn lippen nat, en koos er zorgvuldig al dan niet uitgebloeide bloemen uit, eeuwig groene en verkleurende bladeren, zaadjes en oranje lampionnekes, en prikte dat alles genadeloos op 't groene schuim.
Wat een creaties, wat een pracht!
Ik heb mijn roeping gemist.
Monday, November 5, 2007
granaatappel
Vanochtend hup de fiets opgesprongen en koude zwetend en bleek rond mijn neus de trein uit zat?
Dit gezegd zijnde, lijkt het helemaal nog niet zo lang geleden dat het zomer was. En ik buiten onder de parasol van mijn vers fruitsapje nipte. Het is al vijf november, zag ik daarnet. Dat is al bijna Sinterklaas! En bijna mijn verjaardag (which ik eigenlijk liever niet zie komen, omdat zo'n getal met twee dezelfde cijfers erin best wel verschieten is). En bijna examens. En deadlines. En bijna kerstdag, en oudejaarsavond, en, en, Nieuwjaar!
Hoe komt het toch dat weken en dagen zo rap voorbij gaan als je er geen aandacht aan schenkt. En omgekeerd, wanneer je het wel doet, de tijd zo traag gaat.
de snelheid van de vreugde en de traagheid der verveling...
Tuesday, October 30, 2007
het mannelijke van soep? soep met ballekes. Haha
en ik speelde tomaat.
Sunday, October 28, 2007
maanziek
hou ik ondertussen het liefst een winterslaap,
(misschien kruipt er dan wel iets door mijn raam naar binnen.)
hoop ik dat de wind op zijn zij gaat liggen,
wanneer ik mistige wolkjes gaap
(Net een egel. Om na die slaap domweg de baan te gaan oversteken.)
bestaat er niets om naar te kijken
dan aan de hemel enkele violetten veren,
beslis ik liever roekeloos geagiteerd
om mezelf
(opnieuw)
binnenstebuiten te keren.
(Om de verte open te laten.)
(Hoe doe je dat?)
Thursday, October 18, 2007
ca va, met een beetje cava.
Het gaat, zeg ik, op zijn Frans, als ze mij vragen hoe het met me is. Het gaat alweer, het ging een tijdje niet, maar nu wel weer. Het is ooit al beter gegaan. Dan kon ik lopen, sprinten zelfs. Of springen, draaien, huppelen. Nu gaat het.
Soms gaat het niet goed. Soms gaat het maar zo zo. Maar ik ben al blij dat het gaat. Hoewel ik vaak denk dat het nog beter kan gaan. Omdat gelijk het nu gaat nog niet helemaal is zoals het zou moeten gaan.
En dat is dat het gewoon gaat. ik lach, af en toe dans ik, zing ik. Af en toe ook niet. Dan zit ik daar zo'n beetje in wat ik eerder al mijn Melancholie noemde. met hoofdletter, want ik vertoef er graag.
En eigenlijk ook niet. Maar als het gaat, dan gaat het meestal die kant op.
Als ik blij ben, vlucht ik naar wat niet goed gaat. Gaat het niet goed, dan vlucht ik naar wat wel gaat.
En zo blijft het gaan.
Ook al strompelt het.
Monday, October 15, 2007
omhoog en omlaag in één uur
krijg je een mail en nog een mail en wou je niets liever dan dat je die mail nooit ofte nimmer gelezen had want dan voel je je weer rot en slecht en valt het je op dat je alwéér nergens staat. en dan wil je opstaan en eindelijk met je lui gat van achter die pc vandaan gaan om eindelijk wat zinnig te gaan doen en ontbreekt het je aan energie. krijg je een sms en een telefoon en wordt een afspraak afgezegd, nieuwe afspraken gemaakt en vervelen ze je een beetje, die afspraken, want ze zijn er als dertien in een dozijn en van dat dozijn zit het een enkele keer wel goed maar dan die andere keren, zijn die zo gewoon, zo doodgewoon dat je de straat wil oplopen, zomaar, opeens, plotsklaps, en nieuwe mensen leren kennen en goed leren kennen en nog beter leren kennen zonder dat dat je veel moeite kost, want ik ben lui en het moet vlot gaan en ik kan geen energie opbrengen, probeer het zelf niet en steek het dan maar op de anderen. en dan wil je die mensen meenemen, want je hebt er zin in, naar je huis, naar je thuis, wat niet gaat want je woont daar niet meer. en dan moet je met de auto ernaar toe, moet je in tijd thuis zijn of de laatste trein nemen en heb je geen plezier meer want plezier is tijdloos. dan lees je een boek die je daarna weer weggooit want kleurrijke levens, daar heb je wel een beetje genoeg van als het jouwe je grijs lijkt maar veel te ingewikkeld.
Véél te ingewikkeld.
dan lijken minuten je te tergen door op twee uur slechts één uur vooruit te gaan. dan heb je zoveel beters te doen dat je het niet meer doet.
En dan wordt je droevig en huilerig en weet je niet eens meer waarom je zo moe en huilerig wordt. Dan wordt je bed je beste vriend en verslaap je je dag.
een beetje bang en toch weer niet
bezorgd en beschermend, meisjes zijn een ras apart. Zijn rug kwam terug in mijn dromen en ik wenste mezelf de hemel en de aarde als zijn handen nog een keer de adem uit mijn buik zouden wegdrukken.
ze maakten zich zorgen en ze maakten veel lawaai. ze zeiden het niet maar voelden zo sterk mee. Beschermend. Vijandig. Zij tegen hen, hen tegen zij. zij met recht en andere zonder reden. Ik in het middelpunt, steeds weer het middelpunt.
Monday, October 8, 2007
Ik begin aan hoofdstuk twee
Ik luisterde naar hem als was hij een profeet die over mijn toekomst sprak. Over het wel en wee van onze aarde en ieder nietig individu erop.
En ik dacht na, ik kon niet anders. Ik dacht na over wat hij zei en over hem erbij. Vooral over hem. Op stranden schreef ik zijn naam. Genietend van een prachtige zonsondergang op dat verre meer wenste ik met de vurigheid van de laatste zonnestralen dat hij dat moment met mij zou kunnen delen. Ik maakte een beetje een god van hem. Ik wist het en ik vond het goed. Ik kende niemand mooier, niemand liever, niemand die meer de mijne zou mogen zijn als hij.
Maar ik bleef het tegen hem ontkennen om mezelf te sparen. En toen hij en ik weg waren dacht ik maanden na over hoe stom ik was geweest. Of hoe stom híj was geweest dat hij enkel mijn regeltjes las en niet tussen de lijntjes.
Drie maand geleden zag ik hem voor de eerste maal na een jaar doofstomme afwezigheid terug. Hij zei niet veel, hij lachte. Ik lachte terug. Met pretlichtjes van de Gentse feesten boven ons en in mijn ogen. Een glimp van herkenning. En erkenning. Een stukje wat-eens-was-maar-er-waarschijnlijk-toch-nooit-geweest-is kwam terug.
Toen vlogen we terug met onze neus in de boeken. Ik heel hard, hij een beetje minder. Hij belde al eens vaker. Soms smeet ik de telefoon dicht en barstte in huilen uit: omdat het gesprek niet liep zoals ik wou. Omdat ik me stom voelde. Omdat het maar dáárvoor was dat hij belde.
Soms veerde ik op uit het hoopje thesisellende dat ik was om lange gesprekken te voeren, al rondjes lopend in de tuin. Zijn stem en het gras, en enkel een telefoon tussen ons oren als barriére. Dan was hij zo dichtbij.
Soms klonk hij vertrouwd - leek het alsof ik hem al jaren niet anders dan dat kende. Soms klonk hij doodgewoon - té gewoon soms, niet als mijn stukje hemel, niet als het zoetgevooisde engelenkoortje dat in mijn dromen steeds het hoekje om gluurde als ik hem zag of tegen hem zag. Soms klonk in zijn stem de belofte van arm-rond-je-middel-voor-een-nacht door.
Maar nu hadden we écht afgesproken. Voor echt en niet toevallig. Voor samen iets en niets te doen. Ik rolde met fiets aan de hand onder de zon de straten door en voelde het een beetje kriebelen in mijn buik: hoe zou het zijn? Hoe zou hij reageren? Wat zou hij me vertellen? Zou ik het kunnen verknallen?
De middag verliep als een gauss-curve: begon zwak, evolueerde naar zeer mooi en eindigde weer zwak. Ik fietste met hem voorbij het water, wees hem op de gapende koeien, toonde hem het sprookjeskasteel, terwijl ik me steeds afvroeg of het wel goed was wat ik deed en of het niet anders moest. Om hem te impressioneren.
En zo lagen we daar plots op de binnenkant van onze jas, met een pak mariakoekjes tussen ons in, iedere toevallig aanraking vermijdend omdat je niet wist waarheen zo'n aanraking leiden kon. Ik had zijn hoed opgezet en hij hield zijn hand horizontaal voor zijn ogen, als een officiële groet op de verkeerde plaats. De lichtjes uit onze ogen vermijdend.
En toen vertelde hij, heel schuchter maar geleidelijk aan met steeds meer enthousiasme, over zijn liefje toen en zijn liefje nu. En ik enthousiaste met hem mee, lachte met mijn hoofd in mijn nek, terwijl ik me inwendig voelde smelten, net als een ijsklontje. Tot er niets meer van me overbleef dan een plasje water. Ik lachte naar hem, en mét hem, en vroeg me steeds weer af, waarom ík het niet was geweest. Waarom ík het nooit mocht zijn.
En toen begon het me eindelijk te dagen, dat alles wat ik dacht dat er was of ooit zou zijn tussen ons, even beduidend was als dat plasje water op de grond. Dat de man die ik altijd de aller, allermooiste vond eigenlijk helemaal niet zo mooi was als ik dacht. Niet vanbuiten, niet vanbinnen. Dat hij uiteindelijk ook alleen maar achternaloopt wat hem op dat moment in zijn leven een bepaald soort voldoening gaf, dat hij zeer kapitalistisch denkt in termen van, hoe kan ik mijn winst vergroten en de kosten minimaliseren. En dat het meisje dat bij hem op de hoogste sokkel staat het archetype vrouw is die hij onmogelijk krijgen kan en mij klein maakt.
Maar mijn hart is geen kost, noch is het collateral damage. Hij is niet eerlijk tegen mij geweest. Omgekeerd ben ik op een andere manier ook niet eerlijk geweest met hem.
Maar ik was zo blij dat ik toch minstens zijn leugens gekregen had.
Het licht scheen ongenadig op zijn bol. Net een openbaring.
Bij het nemen van zijn trein naar huis nam hij mijn bovenlijf in een houdgreep, knuffelde me en drukte zijn neus in het kuiltje onder mijn kin terwijl hij zei dat hij het fijn vond.
Ik beet in zijn arm, zachtjes. Hij lachte. Tot hij mijn ogen zag.
Ik nam niet eens de moeite om zijn trein uit te zwaaien. Nog voor de conducteur op zijn fluitje blies, liep ik reeds de trap af. Toen ik bij de laatste trede was wist ik het zeker: dit hoofdstuk is af, over.
En opeens gunde ik het hem èn mezelf helemaal. Alles wat eens was en niets was en toch zo veel in één.
Monday, October 1, 2007
En anders...
Monday, September 24, 2007
Het bordeel van de schaamte - part one
Het lijkt een goedkope bekentenis met moraliserende voetnoot die nonchalant in een vergeethoekje werd geplaatst in één of ander jaren '70 tijdschriftje voor de goede huisvrouw.
Laat ik maar onthullen waarover ik me dan schaam. Ergens middenin mijn persoonlijk lijstje blunders uit de reeks "how low can you go?" zetelt 'doen alsof het net uit is met een slechts half verzonnen vriendje, om niet aan onbekenden toe te geven dat je nog nooit een vriendje voor langer dan twee maand gehad hebt. Op je bijna- tweeënentwintigste.'
Check. (sinds twee uren)
't Is me wat, die misplaatste trots die maakt dat je liever liegt dan toe te geven dat je geen vriendje hebt. En nog erger: er nooit eens eentje serieus gehad hebt. Er eigenlijk best wel veel wilt. Doch steeds de verkeerde krijgt. Steeds de moeilijkste uitzoekt. Steeds op de verkeerde valt. Er nooit eentje naar je zin vindt.
En om het recept voor het kruidje-roer-me-nietpotje van vandaag compleet te maken: voeg hier nog eens aan toe dat je op je tweeëntwintigste al minstens tonnen liefde over je heen gekregen moet hebben om een beetje sociaal aanzien te krijgen. (Zo fout). Meng alle ingrediënten tot een coherent geheel. Laat zachtjes sudderen op een laag liefdespitje en maak dat het boeltje niet overkookt.
Daarom doe ik er aan mee. Aan dat verkeerd denken. En dat komt deels omdat je als resultaat der leugen niets liever wilt zien dan het geknik van anderen.
Geknik dat betekent 'ik zou het dan ook hoegenaamd niet verstaan hebben als jíj nog géén vriendje gehad zou hebben'. (klemtonen naar keuze jongens).
En daarom doen we dat meneer.
Om valselijk te denken dat er honderden mannen zijn, die in line-dance en met hoge hoed en wandelstok in de hand voorbij je gekruiste knieën paraderen en jij maar te kiezen heb uit die niet-aflatende stroom aanbidders. Neemt mijne hand en kust erop.
Om valselijk te denken dat jij toch uiteindelijk het langste touwtje in je handen hebt. (ik kies, ik kies! Hey, ik zei toch dat ík kies (want niemand kiest mij).)
Maar vooral;
Om die innerlijke Japie Krekel niet te horen en te negeren, die je dan wel geen lange neus bezorgt bij iedere leugen, maar die steeds vaker een stukje zelfvertrouwen wegknaagt als je 't nog eens herhaalt. En boos bent op dat hele verkeerdelijke denken dat je wel verkeerdelijk denken noemt maar waarvan je stiekem toch denkt dat het toch wel helemaal niet verkeerd denken is als er al zovelen zogezegd verkeerd gedacht hebben. (bent u nog mee?)
Ik ben niet lelijk. Ik ben niet dom (och, i wish i could be that - domme mensen voor fun in het leven - en om niet na te denken - en om gelukkig te zijn van minuut tot minuut en niet vooruit te denken - gewoon dom zijn - en niets meer hoeven zijn dan dat). Ik ben lief. En romantisch. En goedlachs. En enthousiast. En joviaal, sociaal. Ik ben ijverig. Ik twijfel maar he, iedereen twijfelt.
Maar steeds iets te kort. Steeds heb ik iets te kort. Of heb ik iets te veel?
Patrick Süskind beschreef dat zijn Grenouille geen lijfgeur had en mensen hem daarom nooit opmerkten. Iets zo ontastbaar maar toch zo aanwezig als een geur - zo denk ik gaarne metaforisch over mijzelve. Dat ik een air heb, een vleugje eigen parfum, die mannen fascineert maar ook nooit meer dan dat. Mijn air die maakt dat iedereen mij graag ziet maar nooit liefheeft.
(Ik ben zo bang dat niemand mij ooit lief gaat hebben.)
Saturday, September 22, 2007
Thursday, September 20, 2007
Coup de foudre
Ik wou er mijn ogen sluiten en stilstaan bij die rare kronkels hierboven (zelfs op een vakantiejobdag met minuten die uren duurden had ik te weinig tijd om er bij stil te staan. Irritatie, concentratie, contemplatie als de Heilige Drievuldigheid), maar als er één ding is wat ik daaruit leer is dat wanneer je die onder woorden probeert te brengen de ganse semi-perfecte harmonie van gevoel en gedacht onherroepelijk verloren gaat.
Oktober zwaait de grijsheid tegemoet. En de melancholie. De semi-depressie. Herfst-weltschmertz, und das Leiden des Jungen mezelve.
Ik denk aan vorig jaar. Nog twee dagen en het is exact een jaar geleden dat ik hier mijn hele hebben en houden ophief om zes maanden Elders te gaan wonen, begonnen als folie, vormgegoten als een Fase van Grote Veranderingen in mijn Leven. Met hoofdletters. En dat zo'n 2000 km van hier. Als ik denk aan het ongelikte alter ego ik daar was (met 'ongelikt' bedoeld als, met kantjes, hoekjes af, traantjes en vreugdesprongetjes maar toch zo mezelf) dan stemt me dat met droefheid. Droefheid om wat ik toen was en hier niet lijk te kunnen zijn, ligt het aan mijn dorp, mijn stad, mijn land? Ligt het aan mezelf, mijn medemens, mijn vriend? Welke matrix van varianten constitueert mijn toen en mijn nu?
Warme dekens rond die gedachten slaan leidt nergens toe. Mijmeren om wat geweest is en nooit meer komen gaat ook niet. Mijn taal vloeit weg, de eerste gaten verschijnen en de kaart wordt herleid tot wat blinde vlekjes.
Het vloeit,
het bloedt
het stroomt weg.
Net als de zomer uit de boombladeren.
Ik noem het ook wel eens Mijn allereigenste Melancholie. Het is weer eens van dat.
Een heimwee naar een plaats, een voorwerp, een handeling, en de hele processie van echternach die daarbij hoort: drie keer denken vooruit, automatisch steeds één achteruit.
(De deur waar hij en ik, nou ja.. . De tent op het mulle zand. De open hemel met duizenden sterren. De gloed van de kaarsjes onder de sterren op het balkon. De medische sunrise. Het wit van de muur op mijn jas. Een natgeregende voetbal tegen mijn hoofd. Een snuif. Porro. Een openstaand raam. Sinterklaaslumbago. En zirko, cirko. Cirque dans ma tête.
Daar gaan we weer..
Sunday, September 16, 2007
pastel
warrige krullen komen dichter, gaan verder, komen terug.
draaien zich rond zijn nek. Kriebelen.
Ze steelt kussen,
ze lacht, doet anderen lachen,
grijnst, flirt, vlucht.
Ze danst als een reus in de lucht.
Ze deed zichzelf pijn vandaag.
Thuis shminkt ze het zwart van haar ogen,
maakt ze zich klaar voor het koele lichtblauwe van haar dromen.
hult zich in haar sterrennachtjurk
wacht op de woorden die niet komen,
op de dromen die ze zal vergeten.
De zomertenen zijn er af,
de sjaal laat pluisjes na op haar lippen
ze wiegt wat, knieën opgetrokken tot onder haar oksels
dromend over klaverelfen,
rijdend op de borst van een razende storm.
zingend voor de ochtendregen,
wachtend op rozen uit het zuiden.
(De wind zal het wel meenemen)
Tuesday, September 11, 2007
vuurzee
De bitsigheid van haar stem verscherpt zich met iedere sneer.
Je zou nog gaan geloven, dat het haast onmogelijk was dat jij zo'n 21 jaar geleden ooit uit haar vlees en bloed werd geboren.
Pauze-modus,
ik zou er geld voor geven. Even op 'pauze' te drukken bij de film van mijn leven, krachten te hernieuwen en weer verder te gaan. Na te denken. Minder impulsief te zijn. (Maar impulsiviteit is my middle name, heeft het wel zin om tegen je eigen karakteristieken te vechten?)
En ondertussen:
heb ik nog steeds geen knopen doorgehakt,
voel ik me daarbij door niemand gesteund, behalve door 'zij die in hetzelfde schuitje zitten' en in vele ogen enkel verkeerd beslissen.
Bovendien
geschiedt het slechte en minder leuke steeds vaker dan het leuke. (ooit zei iemand mij, drie negatieve dingen wegen even zwaar als één positief: instemmend geknik).
Een laatavondcafégesprek leverde niets anders op dan nostalgie naar een vervlogen verleden en een spijt omtrent het snelle volwassenwordenproces. En een boze telefoon van thuis, waar ik bleef, dat het goddomme al één uur was.
En dan willen ze dat ik volgend jaar thuis blijf wonen,
en sterker in mijn schoenen sta
en dat ik dit doe, en dat,
want 'mijn richting was toch niet zo moeilijk he , dat moet ik eerlijk toegeven.'
Verdorie,
zij die je juist de meeste kracht zouden moeten geven, lijken er enkel tegenwerkende te geven.
Zij die je zouden moeten ondersteunen kunnen alleen maar dooddoeners naar je hoofd slingeren.
En ik ben zo laf hen te geloven, steeds weer
te geloven...
Wat loont het?
Steeds met dezelfde mensen op steeds weer hetzelfde café praten over steeds weer dezelfde dingen: lezen, eten, een beetje schrijven, slapen. En opnieuw. En nog eens. Is dit dan hoe mijn leven er binnenkort gaat uitzien?
Monday, September 10, 2007
flamencofietsen en fotografen
als ik nu lijk te doen
ik wou me blijven vasthouden en laten leiden
door die andere wereld.
het is alsof ze niet compatibel zijn,
hiet hier, het dáár.
Het lijkt alsof wat ik toen was,
voorgoed verloren is.
En ook al zag ik het toen niet,
nam ik ales maar gewoon -
zonder te veel nadenken - maar na té veel nadenken
dat het wel een stukje onwerkelijk lijkt
wat ik daar was zou ik hier nooit kunnen zijn
(wat tegelijkertijd zowel een geluk als een ongeluk is)
Zonder dat zou ik noot meer dan Belgische regen
op mijn tong geproefd hebben.
tussen de uitgestrekte dagen van toen
ontsponnen er zich uithoekjes van mezelf
werden er randjes bijgeschaafd,
stukjes afgsneden
voelsprieten bijgeplaatst.
als een bolletje was paste ik me weer aan,
aan de gestandaardiseerde en geijkte
gang van zaken, levenswandel.
Het knaagt soms, het broeit, het broedt, en ik wil nog, dan,
- terwijl niets ooit nog kan zijn zoals toen.
Friday, September 7, 2007
maar fier gelijk nen gieter
Fiere Antoine,
drinkebroer eerste klas maar met een hart van goud.
Weelderige lange haren maakten plaats voor een kale schedel.
Zijn sigaret werd verbannen van tussen lip en vingers (niet uit het hoofd).
In dat licht zag ik enkel zijn pet, zo onnatuurlijk op zijn hoofd geplant. En vierkante centimeters kale schedel.
Het beangstigde me een beetje toen ik besefte dat kankergif die knik in zijn rug kon teweegbrengen,
het uitvallen van zijn lange manen.
De rilling bij het vallen van de avond.
zolang je leeft ben je niet alleen in de wereld.
Verberg je verdriet niet, verdriet van je hart,
vertel me je bitterheid zodat ik je kan troosten.
Tuesday, August 28, 2007
feilloos proviand
"en ik gebruik een vergelijking: ik zeg dat het smachten naar een antwoordende stem net zoiets is als het smachten naar de omhelzing van, de omhelzing door, een ander."
stemmen zijn eros. Antwoorden zijn het nog meer.
Waarover zingt men heimelijk nog meer dan over eigen ellende? Wat roept men allemaal, over jaren heen, vanuit zijn eigen vuur?
Saturday, August 18, 2007
Aloha, les amis..
En ook heel dommig af en toe
Ge graaft uw eigen zeven sloten
En loopt dan nog in allen tegelijk
En toch wilt ge ’t nooit niet weten
Dat ge dat ontwijken kunt.
Ge vult u met liefde, laat die veel te rap stromen
En ge dekt u nooit wat in
Ge zijt zo ’t omgekeerde, maar ook ’t zelfde
Van wat ik ben, en dat
Schrikt mij af, ik wil dat niet,
Niet worden of zijn gelijk gij nu
Ge wilt het nooit zelf zien
Dat ge uw eigen zo rap de lucht inblaast,
En daar huppelt en danst maar dan
meteen weer met uw bakkes keihard tegen deuren slaat
En dan krijg je dit
(geladen gejank)
Nei, doe mij en uzelf eens een plezier
En kijkt wat ge allemaal hebt alhier.
en loop toch niet steeds weg voor wie ge zijt.
(en zaag niet, doe, ge kunt dat wel)
Lieve Enn
Beter nog dan ik mij ken
Maar soms vind ik het zo overbodig
Dat gij alles plannen wilt
En maar regelen en beredeneren
En ge zegt dat ik u
Ook wel ’t beste kennen moet
Maar hoe langer ik je ken, hoe meer ik denk
Dat het ooit wel eens gaat stoppen
Dat die wegen toch verder uit elkaar lopen dan dat ik wil
Maar gij, ge weet het niet, houdt mij tegen
andere wegelingskes in te slaan.
Eentje met wat meer durven en wat meer zot doen
Goed zat zijn
(en zomaar-zin-seks hebben)
En vloeken, en boeren
en wiet roken
Gij zijt soms zo braaf, zo lief zo goed.
En ge weet ook steeds hoe’t allemaal moet
(Ik kan dat soms echt niet aan.)
(Maar ik zie u zo graag, waarom zijt gij geen man?)
Lieve San
Met uw redeneringen ook altijd
Ge wilt dat niet, ge wilt ook zot zijn
Maar uw ma maakte u een beetje teveel naar haar.
Ge kunt niet loslaten
En toch zoekt ge dat bewust op.
Dat is sjiek maar ook wel zwak
Want zo loopt ge, as usual
Steeds uzelf voorbij.
En dan kijkt ge op, verwonderd
Dat het toch niet is wat dat ge wou
En dan bekruipt u weer ’t gedacht
Dat ge niets zijt met uw kracht
(terwijl ge bergen verzetten kunt)
Lieve Nom
En ik mag dat zeggen want ik ken u al zo lang.
Van toen (ja toen...)
Hebt ge’t stiekem een beetje verkorven
Ook al heb ik het u vergeven
ge denkt nog steeds dat alles wat ge doet ok is
Dat ge enkel handelt naar wie ge zijt
Maar er is een stukje af
’t is een gevoel, dat gij uzelf ontwijkt,
en uzelf niet zijt en nooit meer zijn zult, never nooit
En daarbovenop, ge weet wel
Dat ik niet kan zeggen wat
(oja en
koop uw hemdjes eens wat breder
soms spannen ze n beetje, zo vanboven).
Lieve Net,
Nooit kwaad doen nooit boos zijn en altijd
Altijd maar die lieve vrede.
En die onzekerheid
En dat het proper moet zijn
Net Net, pas op
Want veel mensen zijn niet bestand
Tegen zo’n overdaad aan zachtheid
En aan liefheid
smoothheid
schoonheid,
zoals gij.
Lieve Tra
waarlijk
En toch zie ik u zo graag
Hou u toch eens aan uw beloftes
En durf zeggen waar ’t op staat.
Ik moet het rieken
En ik doe dat niet
Of ik riek het verkeerde
En vervloek u omdat ge
Het nooit niet ziet
Nooit niet ziet wat ge zien moet
Steeds maar selectief blind
’t is gemakkelijk zo, ook ik denk da
maar daarom is’t zeker niet beter.
Lieve Ait
Zo volkomen anders dan anderen
Soms heb ik wel schrik van u
Van uw beslistheid, uw alertheid
Uw standvastigheid, uw grote mond.
Gij bijt en snauwt en toch
Zijt ge zo lief als
nuja,
een feniks.
Ge zijt ook een harde tante,
Met een beetje venijn in uw staart.
Maar uw hart is zo onomwonden
Dat ik u wil zijn en niet wil zijn en wel weer
niet.
Lieve Edl
zo onderzoekend, tastbaar
maar zo broos.
Hoop doet je leven
Maar als het dan eens wat anders gaat
Dan slaat ge helemaal in de knoop
En wilt ge hem ontwarren dan trekt ge
Steeds aan de verkeerde uiteinden
Ach gij zijt zo’n dromer
Zo een die nooit echt zal weten wat ze wil
En toch hou ik van dat onbesliste,
Want ge laat u nooit doen
en gij blijft vechten
tegen dat hoofd van je
(Misschien omdat ik ’t zelf ook heb.)
Lieve Ret
(denkt ge)
En ge snakt altijd naar meer.
Neen dat kent ge niet, uw zinnen en grillen
Zijn ’t enige dat ge nooit verleren zult
Ge zet ze ergens, ze wegen zwaar als lood
En ge droomt van verre reizen
Communiceren met vreemden,
’t oplossen van problemen
maar ge kunt het niet met uw ouders
zelfs bij ons hapert er soms wat aan
dus wat moet ge dan anders doen
dan eens zoeken waar t probleem ligt,
en proberen handelen naar dat
-overigens zeer welkome -
inzicht?
Beslisten, onbeslisten, wijs en dom,
Onverschillig, soms wat killig
Altijd wel een hart van goud.
Mijn vrienden ja
Ge hebt er
Die van zichzelf weglopen, die zichzelf voorbij lopen, die zichzelf teveel zien staan
Die zich verschuilen, die zich vermommen,
Die zichzelf niet durven zijn
Die zichzelf naar waarde schatten
En ik, ik heb zo'n beetje van iedereen..
En dat zijn nu juist mijn luxeproblemen. Ik zie hen graag, en soms ook niet tegelijk.
Thursday, August 16, 2007
Holy glory
die de volgende ochtend weer als veel te banaal gewogen worden, waarna ze licht als pluisjes weer wegvliegen.
Maar ze komen soms terug, verspreiden zich en kiemen in de vruchtbare bodem die de composthoop in mijn hoofd is. Meestal op momenten wanneer je ze het minst verwacht. Als je staat te dansen tussen je makkers onder de maan, met gigadecibels in je oren en een lach op je lippen. Als je na je vierde pintje springend de trap naar het toilet opspurt, en tegen een glimlachende jongen aanbotst die zegt dat hij het u vergeeft.
En dan, als je eigengemaakte liedjes in zelfverzonnen taal zingend je fiets opspringt schieten de pluisjes kruid, zijn ze als een nachtbruid voor mijn gedachten..
En dat is zo eigen-aardig.
Saturday, August 11, 2007
Inenenkeer
of naar De Panne (of Heist) aan zee
Onze nieuwe bikini’s gaan showen
(Ik neem hem toch niet mee.)
Naar kringloopwinkels fietsen,
Langs ’t kanaal met wind in uw haar
Baantje inslaan om binnenwegen te ontdekken
En verdwaald zijn in de dorpen rond uw huis.
Of naar de zoo of Planckendael
Voor twintig cent apenootjes kopen
Lachen met de rode poep van apen
En geld gooien naar de strippende krokodillen
Naar Amsterdam voor een nacht of twee
Een gratis festival
Een glaasje wijn, een picknick
Een film achter de boekentoren
Of beter nog,
een lift naar 't zuiden
naar 't appartement van de vriend van de vriend
een week relaxen aan zijn zwembad
en 's avonds krekels en sprinkhanen gaan verjagen.
Het water lonkt met zijn schoon grassen
Langs de boord,
Onder die koord
die daar zo in de bomen hangt
Om tarzangewijs uw weg te glijden
Naar de koelte van het water.
’t is vuurwerk, zegt er ene,
kom we gaan eens naar Maurice
dat is al veel te lang geleden
en hij moet u nog trakteren.
Bijna fuif, borden gaan schilderen
en dan met de grondboor in de grond
tussen koeievlaaien n gaatje zoeken
om dan boombalgewijs de aarde weer aan te stampen
Nee, spijtig, da lukt niet, misschien op 't einde
van die veel te lang durende augustusmaand
'maar dan ga ik naar mijn sjoe', zegt ene
Terwijl ze parmantig met haar rokske draait
Ik moet dan werken, zegt de ander
terwijl ze haar haar schikt voor een brunch met god-weet-wie
Ja ok, heel fijn, geniet er van.
(Geen haan die naar mij kraait)
Nog 12 dagen vloeken, nog 12 dagen stress,
Nog 12 dagen mijn botten afdraaien,
En ik heb er flink de pest in,
Dat anderen maar doen
maar dat ze vooral moeten zwijgen over plannen
(of over het afspreken met mannen.)
T zijn zo van die kleine frustraties
Maar als ge al rondloopt met knopen in uw maag
Dan blijven ze steken zo ergens vanboven
Een braakbal van sjoekes en zootjes en terrasjes met nen crème.
Doe gerust uw ding, vriendinnen,
(maar vergeef mij al dat slijm)
Thursday, August 9, 2007
Je ademt in, je ademt uit..
De hunkering om hem terug te zien verkleedt zich als een glimlach. Ik zet een tas koffie, sla mijn jas om en loop buiten de frisse regen in. Een ademteug tussen miljoenen gedachten.
Ik kan proberen geloven dat ik jou nooit gezien heb. Jij kan maar geloven dat jij en ik en ik en jij, één grote folie was.
Een folieke, zoals zovelen menen dat ik ben.
Maar nooit meende ik het toen harder en nooit eerder stootte die wind van jouw koelheid mijn broos torentje van verwachtingen om.
Ik kan proberen geloven dat ik jou nooit gezien heb. Dat het leven niet lijkt op jouw kussen. Maar de spanning komt soms als een luchtbel aan de oppervlakte drijven. Het mysterie van wat ik toen in je ogen las maakte mijn bloed dronken.
Wie was jij?
Want van niets leek je mijn botten nieuw leven in te blazen.
Wie was jij?
Want in wat je zei weerspiegelden de duizend levens die je had geleid.
Is het zo dat jouw horizon altijd voor mij onzichtbaar zal zijn?
Soms schiet er een wortel van triestheid langs mijn enkels omhoog om mij te omhelzen met zijn donkere melancholie. Verstikt het me in mijn dromen. Wacht ik wanneer het licht wordt, wacht ik wanneer de maan weer naar boven komt.
Soms geloof ik er niet meer in, dat mijn lippen ooit nog de zoete smaak van liefde zullen proeven. Soms geloof ik er niet meer in, dat mijn beenderen ooit nog zo van spanning zullen kraken als toen.
En ondertussen val ik steeds weer achterover, tussen het malse groene van de herinnering.
Verdomme.
Wednesday, August 8, 2007
Relato
kent ge de regels, weet ge vooral wat niet, zoekt ge de kriek, schudt ge uw hoofd als ze champagne bestellen
(Bovenal: we knikken ons ziek)
Zij zien ons graag, want wij zijn mooi,
en mooiheid, dat zijn ze na de rimpels van hun vrouwen niet meer gewoon.
(En hun dronkemansgeur dringt als een uitgerafelde spaghettisliert trechtergewijs mijn hersenpan binnen
Draai nog eens rond, auw wat een schoon kontje
Maar vanvoor, mijn meiske,
Mag uw lief uw ballonnekes eens opblazen.
Een advocaatje, een extra klontje
Jawel mevrouw en nee meneer
(en ‘n valse lach van hier tot ginder)
(In godsnaam, wat een mens dáár nu op antwoorden?
En vooral: in godsnaam, zijt ge publiek bezit als ge in een café gaat werken?)
Tuesday, August 7, 2007
mediodías quemantes
en misschien zonder aandenken,
zonder je blik te herkennen, zonder je aan te kijken.
In tegengestelde streken, op een brandende middag
was er enkel het aroma van de granen die ik liefhad.
hoeveel keren, liefde, kwam ik je tegen
en hield ik van je zonder dat ik het wist,
zonder je te herkennen,
een betekenisvolle blik, een geboeide houding.
Een gedachte die net iets langer blijft kleven
maar niet genoeg om meer te zijn.
Ik kan mijn armen slaan rond elke jongen die ik tegenkom
en kikkers kussen
en draken verslaan
maar als de liefde de andere kant opkijkt...
(dan heeft niemand daar wat aan)
(eerste vijf regeltjes, van Pablo Neruda)
Thursday, August 2, 2007
peur dans le coeur
zo eentje die je ontsnapt, waar je geen vat op hebt,
en waar je niets aan kan doen.
angst leek zo primitief dat je
wanneer ze eenmaal opwelde
je er amper in slaagde
het te onderdrukken.
Zweten voor de krokodillen onder mijn bed
bang om uit de boom (en de toon) te vallen.
Als puber dacht ik dat angst alomtegenwoordig was
dat het hele leven overheerst werd door schrik
zich 'afspeelde in de schaduw van de guillotine'.
Dat oorlog het schouwtoneel van schrik was
dat angst verhinderde het leven in te springen.
angst zo diep, dat het je zelfontplooiing beperkte.
En nu, zie ik dat hoewel ik mijn angsten steeds goed weet weg te stoppen
zij desalniettemin nog meer dan toen ik hen expliciet erkende
een impact hebben op wat ik doe en voel
bang,
dat ik terug ga blikken op mijn leven
en enkel mijn gemiste kansen ga zien.
en op korte termijn,
dat ik goed genoeg ben voor intense vriendschap
(of voor seks)
maar niet goed genoeg voor liefde.
Monday, July 30, 2007
bloemen waar gij zit
el mundo se iluma
cuando tu entras
y se llena de flores
donde te sientas.
Friday, July 27, 2007
En de haag is al reeds geschoren
De zon zich voor op een prachtige zonsondergang. In afwachting daarvan speelt ze voetje van de grond (bennie pot) met schaapjes van wolken.
De schaduw van ons huis wordt als een stukje nacht geprojecteerd op het scherm van groenig gras beneden mij.
Ik zucht maar wat achter mijn scherm, het hout van mijn bureau heeft onder mijn polsen al warm van de ingebouwde ventilator van mijn laptop en mijn stresshitte.
Zonet liet mijn promotor me na 4 maanden wachten (en rondzwervingen doorheen ombudsdiensten en secretariaten) in twee regels weten dat hij onbereikbaar weg in Spanje zit en ik enkele schrijffouten heb, over de inhoud geen woord.
Voor de vierhonderd-en-elfste keer lees ik dezelfde zin, en vind ze opeens allemáál niet goed meer.
Kortrijk lonkte gezellig naar een langvervlogen zus-mama-zus-uitstap. Die uitstap deed ik, uit de auto dan. Geen opgekropte frustraties in mijn nek daar, aub. Doe normaal.
De zee omsluit momenteel de ontblote enkels van vriendin H. en vriendin K. ontdekt waarom liefde rood is. Ik spreek dan maar af met M. vanavond, maar niet van harte want stilletjesaan kweek ik een soort aversie van mensen die duidelijk vooruitgaan in het leven. Hoe egocentrisch.
Gekrabbelde kattenbelletjes op de WC, en postkaartjes met kleurige postzegels en al even kleurige inhoud. Koude koffie die mijn tanden bruin kleurt. Een waterijsje met teveel chocolade aan. Een worm in mijn computer.
Vakantie en vleugjes zomer zinderen rondom mij, het is ik die vandaag eventjes niet meer mee wil zinderen.
Thursday, July 26, 2007
dichter dan de hemel
zei ik 't al
dat we rollebolle laat-je-eens-over-je-rugzak-rolle deden in het Eden op 1000 km van hier?
Dat ik drie keren door mijn knie zakte en lachte van die weldadige pijn?
Dat we met twintig kilo op de rug gingen mountainbiken op vlucht voor Weinstein-camping-uitbaters.
Dat de naamdag vierende jongen op de trein de zon droeg, en
met zijn ogen alle vorige al dan niet geplukte woorden die op mij kleefden
wèl zag.
Lange wimpers
Glinsters
Ik hou van ogen.
(en van zijn kontje)
This memory of summer
(En asse, in mijn ogen.)
Links en rechts naast, voor en achter mij stond een jongen met de armen rond een meisje. Ze frunnikten een beetje aan elkaars vingerkootjes, gaven vlinderkusjes in het donkere van een donkerblauwe nacht. Lichtjes uitdoevende vuurgensters in hun ogen. En van die meisjes en jongens kende ik er hopen. Ze waren zó zelfverzekerd.
Lacherig deed ik van je 'ik zoek er wel eentje voor vanavond', en lacherig deden ook zij terug- what else could they do. Maar mijn buik gromde alsof hij opeens doorhad dat ik eigenlijk honger had.
Conversaties over glazen pintjes heen lieten woorden rondfladderen die ik zo graag wou plukken en op mij kleven. Diegene van tussen de lijntjes, die zie enkel ik.
Wow ow ow...
(I'm standing on a rooftop shouting out: babyyyyyyyyy i'm ready to goooo! Leve Republica-kaka for that)
Wednesday, July 25, 2007
So, helloooow sunshine
(want alles lijkt daar wel een slagroomtaart)
(overdaad schaadt, maar 't smaakt zo lekker)
zo boven de wolken schijnt de zon altijd
turbulent is het alleen wanneer ge de wolken invliegt.
Begint, en bezint niet
Thursday, July 19, 2007
Running op that hill..
dat was gisteren)
He gij
had ik u niet gezegd , of had ik het niet gedacht, dat het spontaan moest gebeuren
dat ik afspraken maar onnozel vind
zeker als het er eentje is, met u.
ik wil u niet zien en gij mij niet maar als we elkaar zien, dan, dan was het het voorbestemd zijn.
en dan gisteren - slechts half opeens - het was fijn
wanneer tussen onze ogen meer gezegd werd dan wat over onze lippen kwam
twinkelingen en knipogen van 'echt leuk dat ik je weer zie'.
Ach
dat hart niet laten vliegen
(ik kan het niet).
Wednesday, July 18, 2007
hij, o hij
Hij stuurde mij een mail, slechts drie regels die mijn hart weer deden vliegen, en na een volledig jaar slechts sporadisch gehoor van over de wereldhelft heen, dat hij hoopt mij net deze avond tegen het lijf te lopen. Toevallig, onafgesproken, ongedwongen. Ik hetzelfde, ongedwongen, onafgesproken: nochtans had ik mezelf gezegd, dat ik hem enkel wou zien als hij het maar heel hard genoeg vroeg.
Ik had er al aan gedacht, dat hij ondertussen toch alweer een week (of iets langer) in ons landje zou zijn. Ik had er aan gedacht en tegelijk ook het denken verdrongen. Ballonnetjes oplaten doe ik immers veel te gemakkelijk, in dat geval.
Maar, hij had eergisteren dus naar mij gespeurd, iedere kleine krullebol als mij aanzien. Hij liep op zijn ongemak, keek of ik nergens met mijn pintje in mijn hand en mijn favoriete sandalen aan stond te heupwiegen. (zoiets?)
Ik wil hem zien, wil niet, wil wel, tegelijkertijd wil ik het liefst hem vanavond spontaan en opeens tegen het lijf lopen.
Mijn lijf dat rusteloos zou zijn, omdat ik heel de tijd naar hem zou speuren. Zo vijf dreadlocks en een fantastisch innemende lach..
zoals vorig jaar, juni.
Je mond, vind ik het mooiste van je,Ach, B., hij slaagt er nog steeds in heel mijn voor en na's op het spel te zetten
en als je lacht, blinken je tanden geheimzinnig diep,
een enorme aantrekkingskracht.
en tegelijkertijd is er niemand die ik liever zou zien dan hij.
maar losjes heeft iemand teveel gezegd..
weten dat het nooit zou kunnen doet soms pijn, b.
ooit..
en ik ga zwijgen
hopelijk sta je opeens voor mijn deur
hopelijk gaat opeens de bel
hopelijk rinkelt de telefoon
en ik zal niet opnemen, maar mij enkel koesteren met het vaststaand feit dat hij nog steeds aan mij denkt.
Zus
gij hebt het al een tijdje in het oog
zoals een teek zich zo klein mogelijk maakt
zijn vel te strak samenspant
om zo weinig mogelijk energie te laten vergaan
zo zijt ook gij.
Ge hebt het al een tijdje in de mot
maar ge doet er niets aan
toekomstvragen worden met een 'misschien toch niet'
of een 'nee' beantwoord,
maar gij alleen wilt het wel
het is hem dat ge er niet bij wilt.
Ge vertrekt in de vroegte
keert terug in de late
de uren tussendoor vullen
en ander nutteloos gemonkel
gij haalt er uw voldoening zegt ge
maar ge weet het niet
niet zeker,
want ge kent uw wereld niet.
Ge verwijt ma en pa
de zaken die ge zelf niet beter kunt
Ge verwijt uzelf
het zelf niet beter te kunnen
so what's the point of asking?
Uw ogen worden schoteltjes
als ge nieuw liefde ziet ontluiken
het is mogelijk, dat halve sprookje
maar ge zegt dat er wordt overdreven
Het steekt u langs vanbinnen
Ge wilt het zo graag ook.
Nieuwe mensen
nieuwe werelden
nieuwe perspectieven
minder angsten
minder twijfel
Het is moeilijk in te zien
dat de weg nog veranderen kan
maar eens ge hem gaat blijven volgen
gaat ge de andere veel te rap vergeten
Zucht eens, kijk rond u, geniet
zie dat er zoveel meer is,
meer dan enkel hetgene gij nu hebt
stop met gelaten te doen
alsof ge centrifugaal van de wereld vliegt
en neem zelf het heft in handen
loslaten en opgeven doet niemand graag
maar als ge er zelf beter door kunt worden
is het dan een schande,
toe te geven aan uw nog niet ontdekte dromen?
Wednesday, July 11, 2007
Geraniums
een beetje teveel
ver-drinke-broedert
mijn hoofd rustte tegen de muur van het toilet
het wc-papier ging op en neer
Monday, July 9, 2007
Gelijk een zonnebloem
Ik moest al lang geweten hebben dat die donderwolk boven mijn hoofd niet wegging als ik zelf steeds maar naar de anderen bleef bliksemen.
Dat het rodewijngezellig was, het getik van regen op de veranda in het groen ver weg van huis, bij mensen die ik amper kende maar die ik behandelde of ik hen al jaren kende. En the odd thing is, zij mij. Perfect mij. Subliem mij. Mijzelve zonder frulsels en omhulsels, he-le-maal, van kleine fuschia teen tot aan mijn hoogste schedelpuntje. En zo relax, zo mezelf als ik in geen tijden was geweest.
En tussen dat beneveld engelenkoortje door kwam de waarheid in hollywoodiaanse letterstijl naar benee: het komt steeds wel weer in orde. En altijd, altijd vind je armen om je heen. Of een poes om zacht te aaien, zo zacht dat het spint.
Ik was mijn rood-witgeblokte streepkes onder de baan kwijtgeraakt, en hoe ik ook keek en zocht: ik zag ze nergens. Ik ploeterde, zwoegde, zweette nog een beetje meer, en joeg mezelf op. Waar waren ze, want ze moesten er zijn. Ik zocht en moest ze vinden; ik vond ze niet.
Ik ademde, vermande mezelf, besloot ze niet meer te zoeken, en zag er opeens te veel! Weer niet goed - want welke streepkes waren de goede?
Dan nam ik het paadje dat me't mooiste leek, het begon in een dichtbegroeid bos, met veel kleefkruid en braambessenstruiken, met wilde rozen en rozenbottelzaadjesvergif, maar nu loop ik de open velden al in. Ik plukte al korenbloemen van het allerprachtigste blauw op aard en draaide me met de zonnebloemen mee naar de zon. En net toen ik de zon toelachte, vielen de schaduwen achter me, precies daar waar ze moesten zijn.
Saturday, July 7, 2007
Fearless on my breath
En Massive Attack op de achtergrond.
Was het maar gemakkelijk te zeggen
'hou je mond, kus mij'
Maar ziet, gij allen, ik lach glimmend.
If time won't get me now, i'll get her another time,
one way or another.
Friday, July 6, 2007
Printvriendelijk
En misschien,
als ik mij maar sterk en hard genoeg inbeeld dat ik blij en vrolijk ben,
zal ik het op den duur ook zijn.
Thursday, July 5, 2007
Zoekend naar nieuwe perspectieven...
Dat er naar elkaar geroepen wordt, het meest pijnlijke en kwetsende voorop. Dat de andere steeds repliceert dat er wordt overdreven, dat het allemaal zo erg niet is. Luide ademhaling, nijdig luidkauwende kiezen aan een doodstille tafel, snuivende geluiden bij andermans woorden. Dat het dagenlang wordt doodgezwegen of uitgeschreeuwd. Dat er bleek vel rondloopt met rode ogen. Dat er een vooruitgestoken dreigende nek de lucht aan tafel zwart kleurt. Dat netgewonnen liefde door broer verboden wordt om de hoek te piepen, beter zoiets niet met iemand te delen die in staat is om uit dat prille roze wolkje bliksemschichten tevoorschijn te toveren. Dat er verontwaardigd gedaan wordt, dat er steeds weer niets van aan is, dat de andere ‘weer’ zijn kuren heeft. Dát, en dat het nooit verandert. Nooit meer veranderen zál want we staan al een brug te ver.
Verwijten, daar zit steeds een luchtje van waarheid aan. Maar het is zo gemakkelijk om dat luchtje te negeren als een onnozel folieke. Dat alles hier mijn inziens al veel te lang aansleept, wij met zijn vieren er de dupe van zijn en er geen redenen meer gevonden worden om rond te hotsen en de uren tussen de regendruppels door op te vullen. Het is geladen, elektrisch, staat steeds op punt uit te barsten. En daartussen lopen wij dan, met een geschilderde lach en een misselijke buik. Alle beginnende positieve gevoelens op impliciete wijze de kop ingedrukt. Wie zei daar ook alweer dat het leven mooi was? De laatste maand geloof ik hem niet meer.
Het is misschien uit angst om oud te worden zonder liefde; maar diezelfde liefde begint pijn te doen en er komt roest op, als je je nu pas realiseert wat er gedurende al die andere jaren anders geweest moest zijn. Er is amper licht aan het einde. Mijn buik draait hem nog eens meer in de knoop als ik tussen dat donkere door moet bewegen. En toch blijven we sterk, dat waren we altijd al. Ondanks de nachtelijke fluisterstemmen in crescendo doen we of het ons niet schelen kan. En de centimeters afstand worden genegeerd.
Maar dan vraag ik me toch af of het niet beter is oude zeren af te werpen, de guts te hebben om iedereen een je m'en fou toe te schreeuwen en te doen wat je denkt dat het beste is... Liever dat dan luchtapplausen en opgekropte frustratie. Maar hoe weet je dat datgene waar je over denkt dat het het beste is, wel ook echt het beste is? En wat gedaan zonder hem, zonder haar? En wat dan met ons, met het huis, met de zetel en de kat?
Monday, June 25, 2007
Snottebel
Ik loop hier bipolair te stoornissen, complete euforie met "wow zon" en "mjam koffie" (mind de onbenulligheden) en meefluiten met de radio tot mezelf vervloekend en niet in de spiegel durven kijken en aaaarghtafelklopmomenten. Daarnet nog een MSN-ruzie gehad met T.
T. die er godbetert steeds is voor mij. En ik kon het niet laten op haar te vitten. Met SCHREEUWende caps en verwijten van hier tot in Papoea-New-Guinea. (en ik zit helemaal niet vaak op msn ook, dat is ook aan de terugvalperiode te wijten, waarschijnlijk.) En nu voel ik me schlecht, schlecht, en de sorry's en zo die meende ik dan nog niet eens (dat is nog het ergst van al).
Precies of ik haal er plezier in anderen neer te halen voor een scheet om er zelf beter van te worden. Spijtig dat het niet zo werkt. Dan zou ik wel geen vrienden meer hebben maar wel een hele dikke nek.
Saturday, June 23, 2007
kotsende kwakende kikkers
Ik was zo graag languit blijven liggen * gist-eren * op die hoogste duinen met een prachtige zonsondergang en in dat prikkende gras dat mijn blote voetzolen belaagde. Daar staan en de tijd vergeten. Mijn persoonlijke kleurrijke luchtledige luchtbel. Twee dagen. GSM uit. Zonder internet zonder boeken zonder brievenbus en zorgen. Enkel ik en mijn ego en mijn psyche en mijn storm, mijn strandvouwstoel en een fles porto en een doos krakotten. Nu terug, ik kom van Mars! 35 nieuwe mails, opgeteld met onbeantwoorde mails van dagen, geen teruggeSMS, teruggebel, teruggemail: ho maar mateke, dat lukt me niet! leegheid en laksheid - Alert! Ik ben slavin van iets wat ik haat+hoe kan dat nu? Want het lukt me steeds minder. Dingen regelen, dingen in orde brengen, het geen agenda hebben 'uit principe' en zien dat het leven niet meer zonder lukt. Wat haat ik het allemaal! Het ik-zou-nog-dit-en-dat moeten doen en dan gebeurt dit en dat maar wanneer doe ik dit en dat dan? En dan? EN DAN?
En *omgeven* van goed-nieuws-shows. Familiedrama's in de keuken buiten beschouwing gelaten.
Sprekende oninteressante mensen op straat, in de bib, op de trein en ik als zoutpaal. Walg, kots. Kotsen van mezelf en mijn grapjes en zenuwachtig-gefrustreerd gehinnik. Afgestudeerd? Misschien. Liefst niet. En dan? Steeds dezelfde antwoorden en met ieder antwoord voel ik me een nog nietiger nul dan ik al was. Verschrompelend en verkleinend en gereduceerd tot een klein opeengepropt bolletje nulheid - mijn naam is zandkorrel. Op zich al onbenullig in het geelwitte van de duin waar ik op lag, en wat moet dat dan niet op wereldschaal geven?
Laat me raden. Of nee... laat maar.
Ik sta op een helling en ik val vooruit terwijl ik niet wil, terugkeren kost me moeite en de hele wereld lijkt die berg af te glijden (wat lijkt het gemakkelijk), lopen (wat doelbewust), schuiven (oeps, nou ja) en hinkelen (kijk, wat ben ik blij). En dan ik met mijn lompen en met sandalen waarvan de zolen al lang afgesleten zijn.
En dat de persoon die ik momenteel het meeste nodig heb me laat staan vanavond, alleen daar in dat grauwgrijsgroen licht met een stella in mijn hand bij Maurice.
Ik heb zoveel te zeggen maar ik zeg zo weinig, omdat bij alles wat ik zeggen * overgeven* wil weet dat het de anderen toch niet zo raakt als het dat doet bij mezelf. En dat het pijnlijk is, de conclusie dat je nooit iemand vinden zal die je hierin begrijpt. Geef het op, dat idee, de wereld is één grote egoïstische kloteboel. Omdat niemand ooit je hele eigenwervelwinderige zelf kan vatten en niemand ooit de moeite verstaan kan dat ieder woord me kost wanneer ik alle opgaven waar ik nu voor sta wil uitleggen. Dus hou ik mijn mond. En word ik ziek van mezelf. Vreet het zich naar binnen, gelijk cyaankali, vergiftigt het mijn buik en mijn hoofd en het laatste dat ik denk is: niet ik, niet ik! IK BEN ZO NIET!
Wetende dat het uiteindelijk jijzelf bent die beslissen moet en je dan ook NIETS LIEVER wilt dan dat, maar dat het niet gaat, niet gaat. het gaat niet, het gaat, het gaat... niet.
Tot wanneer de kurk van mijn fles getrokken wordt en het stinkende aroma dat heel dat verfoeilijke gistingsproces teweeggebracht heeft merkbaar wordt voor degene die mij zo graag drinken wil. LOOPT WEG GIJ ALLEN! Vlucht voor het te laat is!! (bende losers, denk ik dan, terwijl de grootste loser hier toch wel ikzelve ben)
Wat een kloteboel,
toch?
en het verandert nooit.
nooit
nooit.
(point final)
Monday, June 18, 2007
I get tongue-tied
Kon ik nu maar weten hoe ik moest zeggen wat er hier binnen in mij broedt.
Maar ieder deurtje doet een ander deurtje toeslaan terwijl door de tocht de ander weer openwaait.
Ga ik van alles naar niets, of ga ik van alles naar nog veel meer?
Monday, June 11, 2007
Jij bent zo bizar, ik kan je wel kussen
op het knetterende knagen,
die onrust met haakjes,
hetgeen gij niet ziet.
En ik tintel wanneer het zich een weg door mijn lichaam schroeit
tot diep in mijn buik, en nóg dieper
tot waar het zo broeit.
adem in mijn hoofd, ontplofte knalideeën in mijn lijf.
Nog eentje en hm,
wat ben ik toch een lekker wijf.
Verdomme wat is dat,
dat gij dat niet ziet?
Is 't niet willen, niet kunnen,
of wilt ge me gewoon
niet?
En toch,
Ik hou niet van dat denken,
dat denken doet doen
Het kan slechts zieltogend wenken
die smacht naar een zoen.
Sunday, June 10, 2007
Friday, June 8, 2007
Broere
weg, want 't was genoeg geweest.
En der waren er die met u instemden, ge las het in hun blikken.
Ge kreeg een beetje koud zo rond uw hart, want het kwetste u
en opeens stonden al uw voor en na's en nu's en straksen op het spel.
Maar ge zei het zo heldhaftig,
dat ik dacht: zie, dat is mijn broere se.
Maar uw ogen verrieden het bibberen van uw handen die de venijnige stekels niet langer van uw pad kunnen slaan.
En uw ogen verrieden de slapheid van uw benen die u doen wankelen op de brug waar ge over moet gaan. Vlug vlug, vooraleer ze opgeblazen wordt.
En ge wilt wel oppassen van al dat dreigende rond de nieuwe maan,
en van de wolf die daar zit, diep in u,
maar uw angst houdt u tegen alert te zijn.
Ge komt mijlenver achter, leest ge tussen lijnen door,
en ge denkt dat uw vrienden uzelf weerspiegelen.
Gij blijft hen maar geloven
En dingen in uw kop steken die niet waar zijn; ge ziet het niet,
dat gij veel meer waard zijt dan hen.
en ge laat n beetje mee ne keer ook uw dromen over wat ge wou dat ge werd achterwege.
En ik dacht: is dat nu mijn broer?
Ge bromt hier en ge gromt,
en wij worden kwaad en wij zien u graag
't is niet gemakkelijk als ge niet wilt zien
dat wij er ook wel zijn voor u
dat wij gerust uw kersenpitkussentje willen spelen,
als ge ons er warm genoeg voor maakt.
Ge doet nooit iets, zegt pa
en ge laat zijn afkeurend zwijgen weer uw radarwerk verstoren
Het noorden, dat verliest ge keer op keer
en ge geraakt amper nog terug in het lood waar ge uitgeslagen werd.
't is niet zo bedoeld, zegt ma
maar zelf zaagt ze ook een hoekje af van haar hart
en durft ze uw was (die geeneens vuil is) niet meer aan den wasdraad hangen.
Ge krijgt schoppen van mij, onder uw gat
want ge wilt zo graag dat anderen uw wolkske inkleuren
dat ge hen zelf een luchtballon geeft en zij wèl gaan vliegen.
Het leven slingert met een kolossale vaart
en gij moet daar in durven springen.
Zonder angst zou't dan wel gemakkelijker zijn,
maar dan zou ge 't niet meer voelen kriebelen in uw buik
wanneer ge bochten neemt.
Wednesday, June 6, 2007
Tuesday, June 5, 2007
In het putje van de conjunctuur
De wereld staat stevig in haar schoenen. De wereld heeft haar op haar tanden. De wereld wéét wat ze doen moet: blijven draaien. En daar sta ik dan in : als enige, op één beentje, wankelend, haperend en vallend. Mijn wind maakt hoge sprongen, en alles wat haar tegenstaat laat mij achter, losgewrongen.
Vastberadenheid en resoluutheid zijn mij nog vreemder dan de bodem van de oceanen. Ik ben maar half-half, een tweeslachtig wezen, steeds oscillerend tussen goed en slecht, ja en neen, hoog en laag, tussen eender welke uitersten op een hoopje. Steeds die twijfel, die anderen niet hebben.
En ach, al die standvastigen kunnen het niet begrijpen. Zúllen het nooit begrijpen.
Dat ik niet weet wat de waarheid is, wat het beste is. Dat ik niet weet wat het moet zijn, dat ik niet weet waar de waarheid te zoeken en nog minder waar te vinden.
Telkens opnieuw zeggen ze dat ik zo hard niet moet denken.
Dat ik het wat meer moet laten gaan. O ja, wil ik wel, maar...
Zien ze dan niet dat achter al dat lachen en die vrolijkdoenderij een haas schuilgaat? Een angsthaas, mijn naam is haas, ik weet van niets.
Ik wéét dat ik veel denk. Ik weet dat ik té veel denk. Ik weet dat al dat denken mij nergens toe leidt. En ik weet óók dat wat mij te wachten staat niet zo rooskleurig kan zijn als ik vroeger altijd dacht dat het ging zijn. Ik weet alleen dat waar ik nu sta mij nog nooit zoveel angst aangejaagd heeft. Want ik sta alleen. Helemaal. In mijn blootje.
En het maakt mij jaloers, te weten dat er anderen níet zo hard nadenken als ik. Niet steeds pro's en contra's wegen, níet steeds haperen, struikelen en wankelen. Dat zij weten wat ze willen en er steevast ook verder mee lijken te geraken dan ik.
Ik ben een weggeslingerd projectiel, stuurloos, doelloos, dat in volle vaart vreselijk zijn best doet om ergens keihard neer te storten. En niets kan me daarvoor behoeden, alleen ikzelve. En laat nu daar het schoentje knellen: het lúkt niet meer.
Saturday, June 2, 2007
Sterven is voor lang
Dag mooiste, zei iemand.
Niet nu, dacht ik, niet vanavond.
Niet van jou,
niet wanneer ik het nog kan ruiken,
en zeker niet waar ik niet mocht zijn.
(vergeef je't me als ik je deurbel even streel?)
(Vergeef je't me als ik even in je bed ga liggen?)
Het is wanneer de nacht tegen mijn venster aanleunt
wanneer ik de dekens van mijn slapeloze bed opsla,
dat mijn ziel uit wandelen gaat, naar beneden.
Het wordt weer nacht, de deur gaat dicht
en mijn lijf blijft binnen.
Dat is het
Ik kon niet anders dan ernaar luisteren. En ik dacht erover na. Het zijn beslist mijn atavistische trekken. Dat is het, niet meer maar ook niet minder. Jullie zouden 't beter moeten weten, mam en pap. Dat we enkel kunnen weten wie we zijn, wanneer we weten wat we niet zijn en wanneer we weten waar we tégen zijn.
Niets minder dan self-justice.
Friday, June 1, 2007
Zowiezo
Een deur slaat met een klap dicht en twee seconden lang trillen de dakpannen na. Een verschrikte vogel stormt de trap op. En dan volgt de stilte. Zinderend. Vibrerend. Zoals de lucht voor een regenbui. Te veel schadelijke ozon. Zoals de donker-dreigende grauwte voor een storm. Afwachtend tot het barst. De rook van een occasioneel sigaretje dringt mijn hersenpan binnen en weekt er al het vuil los. Vuil van jaren. Het wordt eens tijd grote kuis te houden en andere oorden op te zoeken om dat weer allemaal aan te kweken.
Mijn oren tuiten na van al die ingehouden verwijten. Ze hingen in de lucht en ik kon ze plukken. En tegelijk kon ik er niet bij. Ik wikkel mijn blauwe jurk rond mijn benen en staar door het raam. Met één arm mijn schouder vastgrijpend, de ander doelloos. Moedeloos. Hopeloos. Alles is loos. Is alles dan van vooraf gedetermineerd? Leven we ons leven zonder iets te veranderen en zonder dat het verandert kán worden. Kan er zowiezo wel iets veranderen?
Ik weet wel beter (of meen het steeds te weten). Dat is je jeugd, kind. Val eens met je neus op de grond alsjeblief, je vliegt weer te hoog. Verleer eens al dat vliegen, kind.
Steeds weer dezelfde teleurstelling. Die begint te groeien bij je ouders die het iedere keer weer een beetje, zachtjes, langzaam, door je poriën laten dringen tot in je allerdiepste binnenste. Of het vandeneersten keer over je heen braken. Ze bedoelen het niet zo, zegt men. Het is dat je eens zou gaan denken. Jij fladdert teveel op de dreigende bassen van waarschuwingen en goede raad. En geheel disharmonieus stop je daar dan ook maar weer mee.
Waarom slagen we er nooit in om onze denkkaders te overstijgen? Of die van je huistuinkeukentje? Waarom niet eens driekwart omdraaien en je leven meer in de richting van je neus te volgen? Omdat het zo'n moeite kost. Omdat de twijfel steeds knaagt. Omdat onze omgeving ons dan bestempeld als liever lui dan moe, liever prutsend dan werkend, liever ziet dat je het platgetreden paadje blijven volgen dan een nieuw aanleggen. Omdat ze zeggen dat je dat toch niet kan. Want jíj bent zo niet.
En daar staakt het. Betoging. Protest.
Zie je me staan? Bij die muur? Met mijn neus dáártegen? Ik stond er al zeer vaak...
Thursday, May 31, 2007
Ik zie je - Ik jou ook - Heel graag zelf.
In elke nieuwe stad, verwelkten er bloemen en kwamen er tot leven. B. was zo'n binnenste dat zich right there voor me openvouwde. En ik me voor de eerste keer ook voor een Jongen. Met hoofdletter. Zo onbekend als de grootte van het heelal. Zou hij het zelf nog weten?
Een leugen. Hij mijn eerste grote liefde (ook al zei ik tegen hem dat ik niet verliefd was op hem). En daarna ook mijn eerste grote teleurstelling (omdat hij dat ook niet was op mij). Samen leven, en veel be-leven (perfect toch, die zelfde golflengte? Die ongedwongenheid..) . Ik wou níets meer (of dierf ik niet?), en ik was er zéker van (helemaal niet). Hij dan ook maar. Ik wist wel beter, hij niet.
Ik weet het nog altijd. Binnen enkele weken staat mijn kamer verlaten, en verlaat ik met mijn homie-voor-n-paar jaar ook al mijn herinneringen, haastig ontdaan van de sluiers die erover hingen. Over mij. Over ons. Ons geheim. Over mijn en zijn blos op de wangen als de dag buiten aanbrak.
Zou hij't nog weten? Die winter stonden er ijsbloemen op mijn raam (en als ik er op blaas, staat daar nog steeds onuitgewist zijn naam). Je zong heel gekke liedjes van toen we nog klein waren, kuste me toen ik naast je ging zitten en je liet me niet meer los. En je trok me je bank op... Een allereerste keer. Je nagel slingerde zich een weg op mijn rug.
Vanaf dát moment, exact toen veranderde het. Je werd mijn B., mijn bezit. Maar nog steeds, geen erg, niets gebeurd. Jij en ik slechts sporadisch een luchtbel. Want zo wouden we het. Jij kreeg schrik want je merkte het. Ik was weerom de enige die het niet doorhad. Want zo, was het perfect wat ik wou. Niets en toch veel. Begeerte, lust. En verwarring.
Zo kon het toch niet meer zijn? Dat mocht alleen als je verliefd was. Alleen dan. Hoe kon ik dat nu doen zonder niet verliefd te zijn? Schrik. Van mezelf. Ik wist het.
Ik keek maar.. naar al die feeërieke en schier eindeloze aantrekkingskracht. Wachtend alvorens ik uit zou barsten. Of mijn liefde. Maar dat mocht jij niet zien.
Ik was te hoog in de lucht. En het barstte uit, dat onweer. Ik als een pluimpje naar beneden gekegeld, door de zwaarte van al dat water over me heen. Jij als een machtige onbeweegbare boom. Jij bleef staan, want jij had wortels en ik niet.
Alles (en ook jij) is ver en dichtbij als het onweert.
En nu kom je terug uit een jaar stilzwijgendverwegzijn. En je wil mij zien. Ik jou ook. Heel graag zelf.
Wednesday, May 30, 2007
2 Meisjes
twee meisjes,
ze lezen modebladen
ze kijken in het rond
ze dromen van een prins
(Also sprach Raymond van het Groenewoud)
Neem eens een kijkje op hun blog. Hierzo en hierzo (en ook wel hiernaast). Elk 14 jaar, en wat een schrijftalenten..
Ik hield me toen voornamelijk bezig met, euh.
- Versterkingsringetjes op de rug van de zesdejaars kleven.
- Mijn ego.
Rapsgewijs veel respect. Aan Eva en haar tweelingfreund.
Monday, May 28, 2007
Ik sta er middenin
't Is (wind)stil vandaag..
Gow, geef mij nog een tas koffie.
dat ik heet wordt, vanbinnen.
en dat gij mij aanraakt, en u verbrandt.
want wie zich brandt...
zit op de blokblaren.
(zag u al dat lachende slang weg is? Ik wil hem terug.
Wiene doet er mee? (Kak-stoele-ke!)
Sunday, May 27, 2007
All the things you can't remember tell the things you can't forget.
Vannacht verlichtte de maan de met oranje straatlichten beschenen grijze straten en de regen op die gladde kasseistenen klonk me als een applaus in de oren. Ze maakte riviertjes tussen de tramsporen en ik was verward. Ik had immers niets om trots en blij op mezelf te wezen en applaus te verdienen (want trots en blij, dat kan ik enkel zijn als ik mezelf terugvind na wat eens was. En dan gaat het niet alleen over N, ook over wat ik dacht te wezen en wat anderen dachten dat ik was. Dan gaat het over niet weten waar je staat als al je zintuigen schreeuwen dat iedereen helemaal fout is.) Trots en content zijn, dat was obviously not the case.
Ik had mijn sandalen en mijn hupse fladderrok met die zwartsatijnen linten aan (soms moet je een kleedje aan om de wind te voelen blazen tussen je benen en te vliegen) en het was fokking koud. Met een krant als tent boven mijn hoofd trippelde ik over de straten, angstvallig pogend niet te veel water tussen mijn tenen te laten stromen. Koude tenen en geen slaap in bed. Niet in staat helder te denken en met enkel een 'naar huis, nu' in mijn achterhoofd. Ik had namelijk liefde te over, die avond, kussen lagen te grabbelen op mijn lippen en ik werd semi-verliefd op alle jongens in de zaal. Rondom mij zag ik enkel liefde en ik leek net die Remi uit alleen op de wereld. De wereld van zonder-liefdes en zonder-liefjes. Het is allemaal oneerlijk, dacht ik. On-eer-lijk! En toen had ik opeens zo'n medelijden met mezelf.
Rond mij regende het. Naalden, ofzo, whatever, het prikte tot in mijn ziel. Mijn ogen dierven niet verder te kijken dan de regentranen op mijn neus, ik veegde ze af op mijn hand en wapperde ze op de grond. Het lag daar toch al nat. Ik wist niet wat me bezielde. Dit is het, dacht ik, mijn begin van een bipolaire stoornis. Maar dan ene tussen liefde-willen-geven en het niet kunnen/durven. Tussen kijk-nu en kijk-later. Ik dacht te moeten weten of ik nu wensen voelde of angsten.
Ik was gelijk een vogel die zijn eigen weg vliegt, maar dan wel steeds richting nest en terug, maar zelf geen tussenstoppen en adempauzes kent. Af en toe halt houdt om een dikke vette wurm voor zijn kleine te zoeken tot hij in stilte ergens tegen een raam botst en zijn nek breekt. Ik voelde mij zo'n vogel. Zo'n fladderfliederflodder. En ik had pertan niets gedaan.
Dat is het, dacht ik. Een bipolaire stoornis. En hij omarmde mij.
Friday, May 25, 2007
Kannibalen en N. op een stokje
Ik kwam gisterenavond/deze ochtend terug van iets waar ik met hoge verwachtingen en met veel preplezier naartoe gegaan was, maar een beetje gedesillusioneerd buiten stapte. Het was precies of het op dat 3000man tellende eindfeest vol liep met N-nen. Mooie N-nen, knuffelerige en vleierige N-nen, N-nen met hemdje, N-nen zonder hemdje, N-nen met overdadig borsthaar, N-nen met oorpiercings. That is: blonde krullen en een schaterlach all over the place. Ik keerde huiswaarts, sloeg een vlugvlugpraatje met het vriendje-van die voor de deur stond wegens sleutel vergeten (ik wou hem ook, toen) en wikkelde me stevig in in een cocon van donzige dekens. Krampachtig pogend het beeld van die overdaad N-nen van mijn netvlies te schrubben en het idee hem te bellen of te smssen uit mijn hersenpan te verdrijven. Een wanhoopsoproep, dat ik nu toch wel (verdorie) recht had op twee armen rond mijn middel? Maar die goddamn trots èn het feit dat ik ervan overtuigd ben dat hij mij (nu toch niet meer) waard is hebben die snode plannen verijdeld. Desalniettemin, het deed pijn, niemand terug te vinden in je adressenboek die je van die twee armen rond je middel voorzien kon. Zo pijn om die onbeheerste impulsieve handelingen te moeten onderdrukken omdat je niemand hebt waarop je ze botvieren kan. (botvieren klinkt kannibalerig. Maar dat is het ook. Ik wil hem.. euhja.. verslinden).
Dat het nog steeds N is die ik wil. En dat N mij nog steeds niet wilt.
Parfois, ce n'est pas si facile, la vie..
Tuesday, May 22, 2007
Hoogst
Ik droomde..
Ik stond daar, in dat obscure en met kerstlichtjes versierde zaaltje, op hoge stilletto's en mijn lange pijpekrullen achteloos opgestoken onder een kleine gouden diadeem, die ik als een sierlijk en lichtgevend aureooltje op zeer bijzondere wijze in mijn haar weten steken had. Een halve meter hoger dan ik nu ben. En ik danste, in slowmotion. Sierlijk, gracieus, lenig, gespierd. Als enigste raakte ik het plafond. Met mijn lange halfblote benen en sierlijk gevouwde handen. Men keek. Ochja, men keek goed. Men kwam mij waarschuwen dat ik niet te veel moest draaien voor de ogen van HEM. Want HEM was van haar - of ik dat wel wist? Ik was de koele en beredeneerde klassevrouw, toen ik zei dat ik enkel deed wat ik doen moest en goed kon. Zij keek me aan, bewonderde me in stilte, toen ze me met haar priemende donkere ogen eensklaps 'bitch' noemde.
Monday, May 21, 2007
dizzy up the girl
Ik droomde vannacht dat mijn kat zich wonderbaarlijk rap voortgeplant had. Té rap. En dat toen ik op zoek ging naar haar jonkskes, of which er een hele hoop waren, ontelbaar veel zelfs, er opeens een stuk of zes op een hoopje lagen. Samen. Dood. Met hun bekjes nog in een schreeuwende grimas en de ogen strak toegeknepen. En allemaal zwart.
"Gaat het?"
vragen ze hier allen bezorgd.
en ik knik, terwijl de wereld rond mij draait.
letterlijk dan. Figuurlijk ook (wou ik).
in mijn hoofd zit niets meer zoals het moet zitten.
En verder is het sterker dan mijzelf:
als ik weer eens een miniblackout krijg,
de zoveelste van de dag.
als ik weer eens duizelig ben
en in een andere dimensie lijk te leven, voor even
als ik weer eens opeens weer begin te zweten en het warm krijg
ik weer denk 'dat ik niet flauw mag gaan vallen' en 'dat ik vlug aan iets anders moet gaan denken'
Dan ben ik altijd bang dat er een of andere kwaadaardige tumor onder mijn hersenpan zit.
..waarna ik dan weer denk dat ik mij niet zo moet aanstellen..
Sunday, May 20, 2007
A visitor here
"Kom naar beneden", zeggen ze
Blijf daar niet zo alleen van op je eenzame hoogte naar beneden turen
"Kom naar beneden", zullen ze zeggen
Maar van boven lijkt alles zo perfect,
En zo ver weg (zo manipuleerbaar)
En dus blijf ik daar maar.
(Voor 't zekerste)
En dan droom ik..
"Kom naar beneden", gaan ze zeggen
wanneer ze naar ons zullen staan kijken wanneer we van onze grote hoogte naar beneden turen,
"Kom naar beneden", zullen ze zeggen,
maar van boven lijkt alles zo perfect ver weg (het laat ons koud).
En we blijven
(omdat we er zeker van zijn)
Banzaaaï
Zo af en toe eens uw oren goed dichtstoppen, met vingers, watten en mutsen erover. En enkel concentreren op wat uw binnenste u zegt. Ingeduffeld in een cocon van rust en stilte. Om uw kloppend hart te horen, dat zo'n lawaai maakt dat het bijna uit je lijf lijkt te springen. Om het geschreeuw langs, rond en boven je een halt toe te roepen. Om niet gekwetst te worden en niets kwetsend terug te zeggen (je weet dat ik het niet meen). Maar geef mij dan toch iets waarmee ik kan beginnen bouwen.
Zoveel lijkt fout te lopen, en nog méér dan dat, zoveel lijkt fout te lopen en je kan er niets aan doen. Meer zelf: je doet niets, je probeert het zelfs niet. Je staat maar, je laat het allemaal maar over je komen en je bent gelaten, strijdkracht al lang dood en begraven. Precies of alles is reeds gedetermineerd, van voor af aan. En je kan niet ontlopen wat er je te wachten staat. Je kan niet anders doen dan doen wat je't beste lijkt. Om achteraf te zien dat wat je het beste leek helemaal niet het beste is. Waarom praten mensen naast elkaar. Waarom horen en zien ze niet wat er te zien en te horen valt? Like dat ge in een bootje op de oceaan zit, helemaal alleen, en ge schreeuwt tegen de wind in die alles maar woelt en waait en draait en keert om mee te nemen naar een land van nergens, waar niemand ooit je woorden hoorde en niemand ze ooit zal horen.
Dat er zovele andere 'beters' bestaan.
And after all.. It doesn't matter what you say. You just can't stay there every yesterday. Like keep on acting out the same, the way we act out... every way to smile. Forget and make-believe we never needed... anymore than this. (Leve The Cure for that)
Saturday, May 19, 2007
Wat ik wel wist
Een dolle wind, gisteren op de fiets. Zo een die tegelijkertijd je rokken optilt en eens goed huishoudt in je hoofd. Milow's you don't know keihard aan het meebrullen. Mensen die mij lachend nastaren achter mij latend. Op weg naar nergens, en wat kan dàt deugd doen.
Wednesday, May 16, 2007
'n droom?
Ik droomde dat er Marihuana in mijn bureaupoot verstopt zat. Massa's.
Nog een laatste postje over 'hèm'... het laatste alvorens hij uit mijn hoofd en leven dient te verdwijnen en de leegte plaats moet maken voor de geur van wat kon zijn maar niet kwam.
het, hij, zal niets voor mij zijn, ooit, nooit.
Beter geen energieteveel insteken, eenmaal je daarmee begint valt het moeilijk om er mee op te houden.
Maar het laat achter...
je rook hoe het kón zijn,
hoe het kón worden,
(waardoor je weet wat je mist)
en wat in de plaats zou moeten zijn.
en 'ooit'.... (...), (...)
(dat is het excuus dat al vijf jaar aansleept..)
Wie was hij, die totale onbekende, die zomaar al mijn zekerheden op de helling zetten kon?
Ik ben waarschijnlijk niet mooi genoeg, waarschijnlijk niet slim genoeg, waarschijnlijk niet grappig genoeg, waarschijnlijk niet genoeg van vanalles waarbij anderen wèl genoeg zijn.
Ik doe niets goed, zelf mijn eigen doelen navolgen niet.
Ik hol achter droombeelden, achter wensen, een spiegelversie van mezelf nastrevend.
Terwijl de echte nog niet eens weet hoe ze er uit ziet.
Ik voel me zo plompverloren vandaag..