Sunday, May 27, 2007

All the things you can't remember tell the things you can't forget.

Mood: hoge-en lagedrukgebieden

Vannacht verlichtte de maan de met oranje straatlichten beschenen grijze straten en de regen op die gladde kasseistenen klonk me als een applaus in de oren. Ze maakte riviertjes tussen de tramsporen en ik was verward. Ik had immers niets om trots en blij op mezelf te wezen en applaus te verdienen (want trots en blij, dat kan ik enkel zijn als ik mezelf terugvind na wat eens was. En dan gaat het niet alleen over N, ook over wat ik dacht te wezen en wat anderen dachten dat ik was. Dan gaat het over niet weten waar je staat als al je zintuigen schreeuwen dat iedereen helemaal fout is.) Trots en content zijn, dat was obviously not the case.

Ik had mijn sandalen en mijn hupse fladderrok met die zwartsatijnen linten aan (soms moet je een kleedje aan om de wind te voelen blazen tussen je benen en te vliegen) en het was fokking koud. Met een krant als tent boven mijn hoofd trippelde ik over de straten, angstvallig pogend niet te veel water tussen mijn tenen te laten stromen. Koude tenen en geen slaap in bed. Niet in staat helder te denken en met enkel een 'naar huis, nu' in mijn achterhoofd. Ik had namelijk liefde te over, die avond, kussen lagen te grabbelen op mijn lippen en ik werd semi-verliefd op alle jongens in de zaal. Rondom mij zag ik enkel liefde en ik leek net die Remi uit alleen op de wereld. De wereld van zonder-liefdes en zonder-liefjes. Het is allemaal oneerlijk, dacht ik. On-eer-lijk! En toen had ik opeens zo'n medelijden met mezelf.

Rond mij regende het. Naalden, ofzo, whatever, het prikte tot in mijn ziel. Mijn ogen dierven niet verder te kijken dan de regentranen op mijn neus, ik veegde ze af op mijn hand en wapperde ze op de grond. Het lag daar toch al nat. Ik wist niet wat me bezielde. Dit is het, dacht ik, mijn begin van een bipolaire stoornis. Maar dan ene tussen liefde-willen-geven en het niet kunnen/durven. Tussen kijk-nu en kijk-later. Ik dacht te moeten weten of ik nu wensen voelde of angsten.

Ik was gelijk een vogel die zijn eigen weg vliegt, maar dan wel steeds richting nest en terug, maar zelf geen tussenstoppen en adempauzes kent. Af en toe halt houdt om een dikke vette wurm voor zijn kleine te zoeken tot hij in stilte ergens tegen een raam botst en zijn nek breekt. Ik voelde mij zo'n vogel. Zo'n fladderfliederflodder. En ik had pertan niets gedaan.

Dat is het, dacht ik. Een bipolaire stoornis. En hij omarmde mij.

4 comments:

Anonymous said...

Mooi beschreven!

Licht bewolkt said...

bedankt, niets dan vuur.

Soet said...

Waauw licht bewolkt,
wat schrijf je zo heerlijk onbevangen. Ik wou dat ik het ook kan, ik ga je ook eens linken denk ik ;)

Soet said...

ik wou dat ik het ook kon dus
kOn met de O van Ovulatie