Voorwaar! Ze bestaan nog, die gestolen momenten dat ge uzelf met een 'aaaaah' letterlijk welgemikt in uw ouwe bomma bloemetjesmotiefzetel smijt en ondertussen denkt dat ge 't toch nog allemaal zo slecht niet hebt, meer nog, ge al heel wat voor elkaar hebt en ge dat alleen eerst niet zag. Dat de lat zodanig hoog lag dat ge er gewoon straight onderdoor gewandeld zijt en nu toch ook aan de andere kant staat. Zonder al te veel te bukken of te springen, gewoon door door te blijven gaan. Ge liet de wind waaien en ge liet het water maar vloeien, ge liet de aarde beven terwijl ge zelf wist recht te staan, ge liet toe dat het vuur oplaaide en een brandje stookte, maar wist het te blussen en ziet nieuw leven door de asse.
Ik moest al lang geweten hebben dat die donderwolk boven mijn hoofd niet wegging als ik zelf steeds maar naar de anderen bleef bliksemen.
Dat het rodewijngezellig was, het getik van regen op de veranda in het groen ver weg van huis, bij mensen die ik amper kende maar die ik behandelde of ik hen al jaren kende. En the odd thing is, zij mij. Perfect mij. Subliem mij. Mijzelve zonder frulsels en omhulsels, he-le-maal, van kleine fuschia teen tot aan mijn hoogste schedelpuntje. En zo relax, zo mezelf als ik in geen tijden was geweest.
En tussen dat beneveld engelenkoortje door kwam de waarheid in hollywoodiaanse letterstijl naar benee: het komt steeds wel weer in orde. En altijd, altijd vind je armen om je heen. Of een poes om zacht te aaien, zo zacht dat het spint.
Ik was mijn rood-witgeblokte streepkes onder de baan kwijtgeraakt, en hoe ik ook keek en zocht: ik zag ze nergens. Ik ploeterde, zwoegde, zweette nog een beetje meer, en joeg mezelf op. Waar waren ze, want ze moesten er zijn. Ik zocht en moest ze vinden; ik vond ze niet.
Ik ademde, vermande mezelf, besloot ze niet meer te zoeken, en zag er opeens te veel! Weer niet goed - want welke streepkes waren de goede?
Dan nam ik het paadje dat me't mooiste leek, het begon in een dichtbegroeid bos, met veel kleefkruid en braambessenstruiken, met wilde rozen en rozenbottelzaadjesvergif, maar nu loop ik de open velden al in. Ik plukte al korenbloemen van het allerprachtigste blauw op aard en draaide me met de zonnebloemen mee naar de zon. En net toen ik de zon toelachte, vielen de schaduwen achter me, precies daar waar ze moesten zijn.
1 comment:
heerlijk :-)
Post a Comment