Tuesday, August 28, 2007

feilloos proviand

Susan Barton, ontsproten aan het genie van J.M. Coetzee, raakte me deze week toen ze zei
"en ik gebruik een vergelijking: ik zeg dat het smachten naar een antwoordende stem net zoiets is als het smachten naar de omhelzing van, de omhelzing door, een ander."
stemmen zijn eros. Antwoorden zijn het nog meer.

Waarover zingt men heimelijk nog meer dan over eigen ellende? Wat roept men allemaal, over jaren heen, vanuit zijn eigen vuur?

Saturday, August 18, 2007

Aloha, les amis..

Lieve Nei
(schrikvriendin)
Jong en toch wijs zo zie ik u
En ook heel dommig af en toe
Ge graaft uw eigen zeven sloten
En loopt dan nog in allen tegelijk
En toch wilt ge ’t nooit niet weten
Dat ge dat ontwijken kunt.
Ge vult u met liefde, laat die veel te rap stromen
En ge dekt u nooit wat in
Ge zijt zo ’t omgekeerde, maar ook ’t zelfde
Van wat ik ben, en dat
Schrikt mij af, ik wil dat niet,
Niet worden of zijn gelijk gij nu
Ge wilt het nooit zelf zien
Dat ge uw eigen zo rap de lucht inblaast,
En daar huppelt en danst maar dan
meteen weer met uw bakkes keihard tegen deuren slaat
En dan krijg je dit
(geladen gejank)
Nei, doe mij en uzelf eens een plezier
En kijkt wat ge allemaal hebt alhier.
en loop toch niet steeds weg voor wie ge zijt.
(en zaag niet, doe, ge kunt dat wel)

Lieve Enn
(praatvriendin)
Gij kent mij het allerbeste
Beter nog dan ik mij ken
Maar soms vind ik het zo overbodig
Dat gij alles plannen wilt
En maar regelen en beredeneren
En ge zegt dat ik u
Ook wel ’t beste kennen moet
Maar hoe langer ik je ken, hoe meer ik denk
Dat het ooit wel eens gaat stoppen
Dat die wegen toch verder uit elkaar lopen dan dat ik wil
Maar gij, ge weet het niet, houdt mij tegen
andere wegelingskes in te slaan.
Eentje met wat meer durven en wat meer zot doen
Goed zat zijn
(en zomaar-zin-seks hebben)
En vloeken, en boeren
en wiet roken
Gij zijt soms zo braaf, zo lief zo goed.
En ge weet ook steeds hoe’t allemaal moet
(Ik kan dat soms echt niet aan.)
(Maar ik zie u zo graag, waarom zijt gij geen man?)

Lieve San
(filosofeervriend)
Ja gij,
Met uw redeneringen ook altijd
Ge wilt dat niet, ge wilt ook zot zijn
Maar uw ma maakte u een beetje teveel naar haar.
Ge kunt niet loslaten
En toch zoekt ge dat bewust op.
Dat is sjiek maar ook wel zwak
Want zo loopt ge, as usual
Steeds uzelf voorbij.
En dan kijkt ge op, verwonderd
Dat het toch niet is wat dat ge wou
En dan bekruipt u weer ’t gedacht
Dat ge niets zijt met uw kracht
(terwijl ge bergen verzetten kunt)

Lieve Nom
(pintjesvriend)
Gij zijt nen dikkenek
En ik mag dat zeggen want ik ken u al zo lang.
Van toen (ja toen...)
Hebt ge’t stiekem een beetje verkorven
Ook al heb ik het u vergeven
ge denkt nog steeds dat alles wat ge doet ok is
Dat ge enkel handelt naar wie ge zijt
Maar er is een stukje af
’t is een gevoel, dat gij uzelf ontwijkt,
en uzelf niet zijt en nooit meer zijn zult, never nooit
En daarbovenop, ge weet wel
Dat ik niet kan zeggen wat
(oja en
koop uw hemdjes eens wat breder
soms spannen ze n beetje, zo vanboven).

Lieve Net,
(reisvriendin)
Allerliefste
Nooit kwaad doen nooit boos zijn en altijd
Altijd maar die lieve vrede.
En die onzekerheid
En dat het proper moet zijn
Net Net, pas op
Want veel mensen zijn niet bestand
Tegen zo’n overdaad aan zachtheid
En aan liefheid
smoothheid
schoonheid,
zoals gij.

Lieve Tra
(spannendvriend)
Gij zijt een smeerlap
waarlijk
En toch zie ik u zo graag
Hou u toch eens aan uw beloftes
En durf zeggen waar ’t op staat.
Ik moet het rieken
En ik doe dat niet
Of ik riek het verkeerde
En vervloek u omdat ge
Het nooit niet ziet
Nooit niet ziet wat ge zien moet
Steeds maar selectief blind
’t is gemakkelijk zo, ook ik denk da
maar daarom is’t zeker niet beter.

Lieve Ait
(messed-upvriendin)
Ge zijt zo raar
Zo volkomen anders dan anderen
Soms heb ik wel schrik van u
Van uw beslistheid, uw alertheid
Uw standvastigheid, uw grote mond.
Gij bijt en snauwt en toch
Zijt ge zo lief als
nuja,
een feniks.
Ge zijt ook een harde tante,
Met een beetje venijn in uw staart.
Maar uw hart is zo onomwonden
Dat ik u wil zijn en niet wil zijn en wel weer
niet.

Lieve Edl
(schoudervriendin)
Gij zijt te lief voor deze wereld
zo onderzoekend, tastbaar
maar zo broos.
Hoop doet je leven
Maar als het dan eens wat anders gaat
Dan slaat ge helemaal in de knoop
En wilt ge hem ontwarren dan trekt ge
Steeds aan de verkeerde uiteinden
Ach gij zijt zo’n dromer
Zo een die nooit echt zal weten wat ze wil
En toch hou ik van dat onbesliste,
Want ge laat u nooit doen
en gij blijft vechten
tegen dat hoofd van je
(Misschien omdat ik ’t zelf ook heb.)

Lieve Ret
(wereldverbetervriend)
Gij zijt het einde
(denkt ge)
En ge snakt altijd naar meer.
Neen dat kent ge niet, uw zinnen en grillen
Zijn ’t enige dat ge nooit verleren zult
Ge zet ze ergens, ze wegen zwaar als lood
En ge droomt van verre reizen
Communiceren met vreemden,
’t oplossen van problemen
maar ge kunt het niet met uw ouders
zelfs bij ons hapert er soms wat aan
dus wat moet ge dan anders doen
dan eens zoeken waar t probleem ligt,
en proberen handelen naar dat
-overigens zeer welkome -
inzicht?

Beslisten, onbeslisten, wijs en dom,
Onverschillig, soms wat killig
Altijd wel een hart van goud.
Mijn vrienden ja
Ge hebt er
Die van zichzelf weglopen, die zichzelf voorbij lopen, die zichzelf teveel zien staan
Die zich verschuilen, die zich vermommen,
Die zichzelf niet durven zijn
Die zichzelf naar waarde schatten
En ik, ik heb zo'n beetje van iedereen..

En dat zijn nu juist mijn luxeproblemen. Ik zie hen graag, en soms ook niet tegelijk.

Thursday, August 16, 2007

Holy glory

Sommige van mijn zorgen zijn zó decadent, zo verankerd in mijn luxeleventje, dat ik me er haast voor schaam ze uit te spreken of zelfs maar te denken. Maar desalniettemin liggen ze vaak op de loer, op nachtelijke fietstochtjes naar huis bijvoorbeeld, en dan ga je slapen met een piekerkop vol knopen,
die de volgende ochtend weer als veel te banaal gewogen worden, waarna ze licht als pluisjes weer wegvliegen.

Maar ze komen soms terug, verspreiden zich en kiemen in de vruchtbare bodem die de composthoop in mijn hoofd is. Meestal op momenten wanneer je ze het minst verwacht. Als je staat te dansen tussen je makkers onder de maan, met gigadecibels in je oren en een lach op je lippen. Als je na je vierde pintje springend de trap naar het toilet opspurt, en tegen een glimlachende jongen aanbotst die zegt dat hij het u vergeeft.

En dan, als je eigengemaakte liedjes in zelfverzonnen taal zingend je fiets opspringt schieten de pluisjes kruid, zijn ze als een nachtbruid voor mijn gedachten..

En dat is zo eigen-aardig.

Saturday, August 11, 2007

Inenenkeer

Dat ze mij nu niet vragen om mee te gaan naar Antwerpen
of naar De Panne (of Heist) aan zee
Onze nieuwe bikini’s gaan showen
(Ik neem hem toch niet mee.)

Naar kringloopwinkels fietsen,
Langs ’t kanaal met wind in uw haar
Baantje inslaan om binnenwegen te ontdekken
En verdwaald zijn in de dorpen rond uw huis.

Of naar de zoo of Planckendael
Voor twintig cent apenootjes kopen
Lachen met de rode poep van apen
En geld gooien naar de strippende krokodillen

Naar Amsterdam voor een nacht of twee
Een gratis festival
Een glaasje wijn, een picknick
Een film achter de boekentoren

Of beter nog,
een lift naar 't zuiden
naar 't appartement van de vriend van de vriend
een week relaxen aan zijn zwembad
en 's avonds krekels en sprinkhanen gaan verjagen.

Het water lonkt met zijn schoon grassen
Langs de boord,
Onder die koord
die daar zo in de bomen hangt
Om tarzangewijs uw weg te glijden
Naar de koelte van het water.

’t is vuurwerk, zegt er ene,
kom we gaan eens naar Maurice
dat is al veel te lang geleden
en hij moet u nog trakteren.

Bijna fuif, borden gaan schilderen
en dan met de grondboor in de grond
tussen koeievlaaien n gaatje zoeken
om dan boombalgewijs de aarde weer aan te stampen

Nee, spijtig, da lukt niet, misschien op 't einde
van die veel te lang durende augustusmaand
'maar dan ga ik naar mijn sjoe', zegt ene
Terwijl ze parmantig met haar rokske draait
Ik moet dan werken, zegt de ander
terwijl ze haar haar schikt voor een brunch met god-weet-wie
Ja ok, heel fijn, geniet er van.
(Geen haan die naar mij kraait)

Nog 12 dagen vloeken, nog 12 dagen stress,
Nog 12 dagen mijn botten afdraaien,
En ik heb er flink de pest in,
Dat anderen maar doen
maar dat ze vooral moeten zwijgen over plannen
(of over het afspreken met mannen.)

T zijn zo van die kleine frustraties
Maar als ge al rondloopt met knopen in uw maag
Dan blijven ze steken zo ergens vanboven
Een braakbal van sjoekes en zootjes en terrasjes met nen crème.
Doe gerust uw ding, vriendinnen,
(maar vergeef mij al dat slijm)

Thursday, August 9, 2007

Je ademt in, je ademt uit..

Soms overvalt de twijfel mij zoals vandaag op een lauwe, miezerige doordeweekse middag, en overheerst ze de muren van mijn ziel en mijn lijf. De angst om liefde nooit meer zo diep te aanschouwen en te beleven met elke vezel van mijn lijf. Een lief.

De hunkering om hem terug te zien verkleedt zich als een glimlach. Ik zet een tas koffie, sla mijn jas om en loop buiten de frisse regen in. Een ademteug tussen miljoenen gedachten.

Ik kan proberen geloven dat ik jou nooit gezien heb. Jij kan maar geloven dat jij en ik en ik en jij, één grote folie was.
Een folieke, zoals zovelen menen dat ik ben.
Maar nooit meende ik het toen harder en nooit eerder stootte die wind van jouw koelheid mijn broos torentje van verwachtingen om.

Ik kan proberen geloven dat ik jou nooit gezien heb. Dat het leven niet lijkt op jouw kussen. Maar de spanning komt soms als een luchtbel aan de oppervlakte drijven. Het mysterie van wat ik toen in je ogen las maakte mijn bloed dronken.

Wie was jij?
Want van niets leek je mijn botten nieuw leven in te blazen.
Wie was jij?
Want in wat je zei weerspiegelden de duizend levens die je had geleid.
Is het zo dat jouw horizon altijd voor mij onzichtbaar zal zijn?

Soms schiet er een wortel van triestheid langs mijn enkels omhoog om mij te omhelzen met zijn donkere melancholie. Verstikt het me in mijn dromen. Wacht ik wanneer het licht wordt, wacht ik wanneer de maan weer naar boven komt.
Soms geloof ik er niet meer in, dat mijn lippen ooit nog de zoete smaak van liefde zullen proeven. Soms geloof ik er niet meer in, dat mijn beenderen ooit nog zo van spanning zullen kraken als toen.

En ondertussen val ik steeds weer achterover, tussen het malse groene van de herinnering.

Verdomme.

Wednesday, August 8, 2007

Relato

Als ‘serveuzeke’
kent ge de regels, weet ge vooral wat niet, zoekt ge de kriek, schudt ge uw hoofd als ze champagne bestellen
(Bovenal: we knikken ons ziek)

Zij zien ons graag, want wij zijn mooi,
en mooiheid, dat zijn ze na de rimpels van hun vrouwen niet meer gewoon.
(En hun dronkemansgeur dringt als een uitgerafelde spaghettisliert trechtergewijs mijn hersenpan binnen

Draai nog eens rond, auw wat een schoon kontje
Maar vanvoor, mijn meiske,
Mag uw lief uw ballonnekes eens opblazen.
Een advocaatje, een extra klontje
Jawel mevrouw en nee meneer
(en ‘n valse lach van hier tot ginder)

(In godsnaam, wat een mens dáár nu op antwoorden?
En vooral: in godsnaam, zijt ge publiek bezit als ge in een café gaat werken?)

met zo'n weer denk ik dan telkens weer..

il pleure dans mon coeur comme il pleut sur la ville...

(Paul Verlaine, beslist de moeite)

Tuesday, August 7, 2007

mediodías quemantes

hoeveel keren, liefde, hield ik van je zonder jou te zien
en misschien zonder aandenken,
zonder je blik te herkennen, zonder je aan te kijken.
In tegengestelde streken, op een brandende middag
was er enkel het aroma van de granen die ik liefhad.

hoeveel keren, liefde, kwam ik je tegen
en hield ik van je zonder dat ik het wist,
zonder je te herkennen,
een betekenisvolle blik, een geboeide houding.
Een gedachte die net iets langer blijft kleven
maar niet genoeg om meer te zijn.

Ik kan mijn armen slaan rond elke jongen die ik tegenkom
en kikkers kussen
en draken verslaan
maar als de liefde de andere kant opkijkt...
(dan heeft niemand daar wat aan)

(eerste vijf regeltjes, van Pablo Neruda)

Thursday, August 2, 2007

peur dans le coeur

angst vond ik steevast een rare emotie.
zo eentje die je ontsnapt, waar je geen vat op hebt,
en waar je niets aan kan doen.
angst leek zo primitief dat je
wanneer ze eenmaal opwelde
je er amper in slaagde
het te onderdrukken.
Zweten voor de krokodillen onder mijn bed
bang om uit de boom (en de toon) te vallen.
Als puber dacht ik dat angst alomtegenwoordig was
dat het hele leven overheerst werd door schrik
zich 'afspeelde in de schaduw van de guillotine'.
Dat oorlog het schouwtoneel van schrik was
dat angst verhinderde het leven in te springen.
angst zo diep, dat het je zelfontplooiing beperkte.
En nu, zie ik dat hoewel ik mijn angsten steeds goed weet weg te stoppen
zij desalniettemin nog meer dan toen ik hen expliciet erkende
een impact hebben op wat ik doe en voel
bang,
dat ik terug ga blikken op mijn leven
en enkel mijn gemiste kansen ga zien.
en op korte termijn,
dat ik goed genoeg ben voor intense vriendschap
(of voor seks)
maar niet goed genoeg voor liefde.