Er is genoeg materiaal tot schrijven. Er zijn genoeg emoties de revue gepasseerd en zoals dat gaat, hebben ze ook weer hun uitweg gevonden. Er is blijdschap geweest, verdriet, woede en zelfs angst. Er is stress geweest, paniek zelfs en toch, toch altijd mentale trots, en als het niet anders kon, vier bemoedigende woorden in je oor gefluisterd; het komt wel goed, want dat weet je en toch vergeet je het.
Ik ben een eenzaat, dezer dagen.
Dat ik zelf mijn weg moet gaan, uhuh en jaja. Moet inslaan, moet leiden, niet moet volgen. Kronkelwegen komen ook wel ergens uit. Je gaat, loopt, raakt verward in doornige struiken, verliest stukjes kleren, schramt je huid, tot je er staat. En er is geen weg terug.
Dat is het moment om te springen. De benji-jump te wagen. En zoals voor elke sprong is daar de twijfel, of je er wel goed aan doet, of je er wel heelhuids terug uit komt. Of het springen zelf leuker en aantrekkelijker lijkt dan het uiteindelijk zal zijn. Hoe lang het zal duren vooraleer de elastiek breekt en je valt?
Er is genoeg materiaal tot denken. Er zijn emoties geweest die mij verwarden. Ik ben mezelf kwijt en het is chronischer dan gedacht. Je bent niet alleen, maar je bent alleen, bent alleen.
Self-fulfilling prophecy.
Dit is het moment om te zoeken. En te vinden. Het moment om te stoppen. En terug te keren, of door te gaan. Dit is het besef, dat niets doen ook tot niets leidt.
Ik ken mijn vier muren goed. Lusteloos en jong: dat gaat toch niet samen, kind. Doe eens wat, ga uit, drink je te pletter en neem iemand mee naar huis.
Dit is het moment om te kiezen.
Voor iemand zal ik altijd dat lieve meiske zijn. Voor de ander steeds de losbol. Het kruidje-roer-me-niet. De eeuwige optimist. De nietsnut. De perfectionist.
Ik evalueer mijn ikken
Als ik kwaad ben krijg ik rode plekken in mijn hals.