Monday, February 25, 2008

het huis zinkt

Een tiental jaren geleden was M. een goede vriendin. Soms wel eens mijn beste. We fietsten samen naar school, en wachtten op elkaar om terug te rijden, ook al had ik een geheim afspraakje achter de fietsenrekken op school, ook al ging zij nog stiekem een sigaret roken in de WC's, ondertussen de rookdetectoren met kauwgom afdekkend. Vier jaar later duurden mijn afspraakjes te lang en was zij gestopt met roken. Die door vriendschap ingegeven verdraagzaamheid had het onder die hormonentoevloed vaak te verduren. Zij maakte afspraakjes met stoere vrachtwagenchauffeurs en ik hield liever van het bagagerek van een fiets. Toen wij, zoals dat heet, elk onze eigen weg op gingen verloor ik haar uit het oog. Ik, langs mijn kant, niet bewust. Zij, zo heb ik haar er toch van verdacht, wel bewust. Nooit werd negatief geantwoord op mijn verzoekjes om nog eens samen door de straten van haar wondermooie dorp te fietsen, wel altijd met misschienen en ik-laat-nog-wel-iets-wetens. Toen ik hoorde van anderen dat dit bij hen net hetzelfde was voelden wij ons collectief gesterkt, en dan hielden we als licht gedupeerden maar collectieve meetings.

Zij had haar vriendje en klaarblijkelijk niet meer nodig dan dat. Zelfs als ik ze bij wijze van toeval tegenkwam stokte haar stem bij de beleefdheidsvragen en -antwoorden. Haar blik keek niet meer naar mij, maar langs mij. Ik vond het best zo, ze had nooit valselijk gepretendeerd dat ze ons nog heel veel wou zien. Het verleden lag achter haar, de toekomst voor haar. En leven in het verleden deed haar meer pijn dan goed.

Ach laat ze leven van de liefde, zeiden ze. Ok, zei ik hen dan, maar mocht die liefde ooit verdampen moet ze niet meer komen. En dat was het einde. Jaren gingen voorbij zonder dat ik haar hoorde. Toevallig kwam mij ter ore dat ze ging trouwen onder het eerste bloesemgeweld van dit jaar. Jonger dan mij, en al trouwen, met haar eerste echte vlam, een boom van een John trouwens, maar dat is compleet naast de kwestie.
T was een beetje moeilijk om te laten varen, maar het ging.

Tien jaar geleden stierf de mama van M. Haar buurvrouw, de beste vriendin van haar mama trouwens, was degene die haar vervolgens elke avond in bed stak, haar lievelingskostje kookte, haar eerste regels uitlegde, haar eerste gebroken hart lijmde, op haar afstuderen toostte. Die buurvrouw was de goedheid zelve, enthousiast en joviaal, altijd klaar voor iedereen, iedere vriendin van haar met naam en toenaam kennend. Een surrogaatmama zoals ze er geen meer maken. Ooit hebben we onder ons drieën nog een halve nacht zitten praten bij het haardvuur. Wat een plaatje. Over die vrouw droomde ik vannacht. Ik ging naar haar en zei dat het toch spijtig was dat het zo moest lopen, dat ik M. nu niet meer zag, maar het spijtig vond dat ik haar daardoor ook niet meer te zien kreeg. En dat het leven verkeerd gelopen is wat M. en ik betreft. Want wij delen een verleden jongens. Als jong meisje dierf ik ook wel eens pretenderen dat zij mijn surrogaatmama was.

Daarnet kreeg ik een mail vanuit het groepje gedupeerden. Haar buurvrouw is gestorven, en ik wist van niets. Heb het zelf niet via die vriendin gehoord.

En ik kan er niet bij, dat het universum mij vannacht over haar heeft laten dromen, terwijl ik helemaal niet in zo'n onzin geloof. En dat ik niet heb kunnen zeggen dat ik haar nog eens wou zien. En dat het zo'n pijn doet dat M. vlak voor haar trouwen weer een mama verliest. Maar bovenal doet het pijn dat ik helemaal niet wat ik nu moet doen.

Friday, February 22, 2008

De koningin van het huis

Ik kreeg een mail en nog een mail die de aanwezigheid van velen bevestigde. tussen de vraag-en uitroepingstekens door werd gelezen dat het tijd was voor Nieuws. Dan moest je maar aanwezig zijn, zowel mentaal als fysiek, dus ik ging. Servietten stonden in Spaanse waaiers geplooid op de tafels en het geel van de paaslelies stak lelijk af met het kille aura van de TL-lampen boven onze hoofden. Ik had nog maar een voet binnengezet of ik wist al dat het fout was. Beleefdheidlachjes wisselden zich af met schalkse blikken en het scheelde niet veel of ik fluisterde hen allemaal 'donder op' in het oor. Ik had het moeten zeggen, dat ze moesten opdonderen, hun ego staken waar de zon met veel goede wil niet kan schijnen maar ik staarde maar wat naar de punten van mijn schoenen. Wat heb ik wat heb ik ik heb niets niets wat jij hebt. De kaas was beschimmeld en smaakte naar de plank waar ze op lag. Vrolijk stonden de vlaggetjes van herkomst daarop te wuiven, indien ze niet meedogenloos in de rozijnenzee ten onder gingen. Wat ik heb dat heb ik dat heeft niemand en niemand heeft er wat aan.
Een avond met verspilde lachjes, verspilde woorden, verspilde tijd om te wijzen op verspilde momenten in het verleden. Zij die er niet waren hadden de waarde van het heden ontdekt, en ik leefde nog in het verleden.

Morgen zal ik ontdekken dat ik nog meer in het verleden leef dan ik ooit had gewild. Ik ben bang van zijn lach.

(zeg me wat je hebt ,zeg me wat je hebt, zeg me wat je hebt, zeg me de waarheid.)

Saturday, February 16, 2008

snotbeton en zuiderse winden

Blijft de wereld doordraaien zoals de laatste weken dan duurt het niet lang meer of ik vlieg eraf. Centrifugaal en in volle vaart. Om mijn woelige, warrige en vooral verwarde week door te spoelen en al dansend uit te zweten trok ik gisteren mijn opgeblonken laarsjes aan om met T. de nachtelijke Gentse wind door onze haren te laten wapperen, en binnen te vloeien op de eerste de beste vleugen dansbare muziek. Kriebels in mijn keel en afwisselend een loopneus vs. impermeabel snotbeton kon mij niet deren. Edoch, toen we rond drie een derde halte hielden en op goed geluk (dat we evenwel een handje geholpen hadden) een douanebewaakt niet-meer-zo-privéfeestje waren binnengeslopen, alwaar wij getrakteerd werden op gratis drank, en nadat ik met mijn baileysverstrooide hoofd tegen Allereerste Vriendje botste en niet anders kon reageren dan met een flauwe glimlach ging het hele hooggerechtshof in mijn hoofd in beroep. Bed.Nu.Slaap.Nu.Zakdoek.nu.
Dat was echter buiten T. gerekend die de schijnbaar perfecte methode gevonden had om jongens met slechts één oorring en warrig blond haar toch maar te durven aanspreken. (een oorring? een oorring!)
Een halfuur lang stond ik daar intern te vechten tegen de legers snot en de neuskriebeltranen, onderwijl de slaap tegen de schenen schoppend. Extern leek ik dan weer hemeltergend druk aan het sms-sen te zijn, wat in werkelijkheid niets meer was dan prutsen en snaken, terwijl oorring zijn handen dichter en dichter richting hals van T. bewoog, toen ik besloot dat het wel genoeg was zo en op het bijna-cruciale moment of no return ('t was echt teveel, die oorring) met mijn vinger op haar schouder tikte. Het feit dat ik al die halve halfgoden daar niet kon toespreken zonder met mijn stem te raspen en daarom wijselijk besloot niets meer te doen dan te heupwiegen, waardoor ik het halve muurbloempje van de avond werd, deed daar niet veel goed aan. De wenkbrauw die werd opgetrokken toen ik voor de derde keer boven de muziek 'een spuitwaterke' probeerde uit te roepen maar niet verder geraakte dan een halfgedrogeerd/halfijlend(bas-modus aan) 'water' was de ultieme boost om mijn jas aan te trekken en in de deuropening te gaan wachten, waar ik in de meisjesWC nog getrakteerd werd op een verhaal over een knoop in de onderbroek om het afzakken der slip te voorkomen en alsook de schaamte die gepaard gaat met het zichtbaar tentoonspreiden van diezelfde knoop.
'Ho', zei T. (tussen de lijnen: 'jij wilt al weg?'), 'ok', zei T. (tussen de lijnen: moet dat nu echt?). 'Heb jij dan met niemand meer gepraat?' (tussen mijn lijnen door: jezus, hoe zou ik dat doen?). T. kuste zowat de hele zaal goedenacht en kraaide op de fiets terug dat het leeeeeuk was terwijl ze niet kon zwijgen over goede-oude-tijdverhalen met de aanwezige jongens. Mijn Bed.Nu.Zakdoek.Nu.-modus stond nog steeds aan dus terwijl ik halfverdoofd door de rasp in mijn keel en de vriezewind haar verhalen aanhoorde begon ik te denken aan mijn hoge klunsjesgehalte van die avond.
Goede muziek: check
Mooie jongens: check
Toffe kleren: check
Toffe locatie: check
Maar voor wat uit de combinatie van dezer factoren zou kunnen voortvloeien was het resultaat nihil, in vergelijking met!
Die nacht sliep ik in een koud bed, met kousen aan, in een gestolen pyjama, en stond ik drie keer op om een sprintje naar de WC in te zetten, stootte ik mijn tenen toen ik fleecedekentjes wou zoeken en liep mijn wekker veel te vroeg af.
Klaar voor een fietstocht op lege maag, drijvend op een teveel aan koffie, richting station, onderwijl er nog in slagen om mijn wanten kwijt te spelen in de eerste de beste bakker en dan maar met een adembenemend koude wind langsheen de Coupure te koukleumen.... bleh.
Enkele uren later een Sms van T. 'doen we nog eens?'.
Ok, moeten we opnieuw doen, maar ik waarschuw alvast, als mijn witte bloedcellen de bacillen opgegeten hebben en de wind warme zuiderse vlagen meevoert, zal ik uit mijn winterslaap ontwaken... wees bang.